Recente blogs over de natuur

Het succes van de duizendknoop

Foto: Duizendknoop, in september getooid met fraaie witte bloempluimen

28 augustus 2017
Mooie naam eigenlijk: Fallópia japónica. Mooi gezicht ook: een slagorde van meer dan manshoge stengels, sierlijk neigend naar het licht. In september getooid met fraaie, witte bloempluimen, druk bezocht door talloze insecten. Hij doet het goed in onze streken. Zo goed dat hij door velen wordt verguisd en bestreden.
Ik heb het over de Japanse duizendknoop, kortweg duizendknoop, alom beschouwd als een ‘invasieve exoot’: een woekeraar die te vuur en te zwaard bestreden moet worden. Maar om hem te kunnen bestrijden moet je hem begrijpen. Waaraan dankt duizendknoop het succes dat
hem zo wordt misgund?

Het leven van een plant wordt beheerst door drie soorten ‘uitdagingen’:

(1) Hoe krijg ik wat ik nodig heb om te kunnen groeien (zonlicht, koolzuurgas, water en voedingstoffen)?
(2) Hoe verdraag of vermijd ik zaken die mijn groei vertragen (extreme temperatuur of zuurgraad van de bodem, schadelijke stoffen)?
(3) Hoe voorkom ik dat ik onderdelen verlies door ziekten, plagen of incidentele verstoringen (vuur, vorst, storm, overstroming, grondbewerking, maaien)?

Verkrijgen, verdragen, voorkómen. Deze drie uitdagingen verschillen van plaats tot plaats. Plantensoorten verschillen in de manier en mate waarin ze deze uitdagingen aangaan of ontlopen. Daarom vind je verschillende soorten op verschillende plaatsen.

Duizendknoop lijkt het weliswaar overal goed te doen, maar schijn bedriegt. Het is een opvallende plant en hij groeit op opvallende plaatsen, zoals bosranden, oevers, spoordijken en wegbermen. Dit zijn open tot licht beschaduwde, matig vruchtbare plaatsen, zonder veel last van ongunstige klimaat- of bodemfactoren. Maar de vegetatie kan er af en toe wel ernstig verstoord worden. De kans daarop is minder groot dan in een grasland of een akker, waar jaarlijks wordt gemaaid of geploegd, maar wel zo groot dat het voor een plant niet loont om te investeren in een houtige stam. Jonge bomen krijgen er geen kans om op te groeien.

In plaats van een stam maakt duizendknoop goedkope wegwerpstengels die boven andere planten uit steken: dik en hol, licht en lang. Als zo’n stengel voortijdig wordt vernietigd, is er weinig aan verloren. Het belangrijkste deel van de duizendknoop zit veilig onder de grond: een stelsel van dikke wortelstokken dat de bovengrondse scheuten voortbrengt, voedt en verbindt.

In een risicovolle omgeving moet je reserves achter de hand houden. Als er stengels verloren gaan moet je snel weer nieuwe kunnen maken. Duizendknoop houdt zijn ondergrondse reserves op peil, doordat nieuwe scheuten al snel koolhydraten terug gaan leveren aan de wortelstokken. Vanaf juli gaan de meeste koolhydraten naar de wortelstokken. Voordat de stengels in de herfst afsterven, haalt hij er nog zoveel mogelijk voedingsstoffen uit. Hij slaat ze op in de wortelstokken, om ze volgend jaar weer te kunnen gebruiken.

 

De bladeren van duizendknoop staan dicht opeen gericht naar het licht (foto: Wim Braakhekke)

Voor planten die ondergronds overwinteren is het zaak in het voorjaar snel boven de omringende vegetatie uit te groeien. Duizendknoop doet dat goed. Zijn dikke scheuten komen al in maart uit de grond. Binnen een week zijn ze meer dan een meter hoog. Pas daarna ontplooien zij hun bladeren, boven andere soorten. Hij is heel efficiënt in het onderscheppen en benutten van licht. De bladeren staan nauw aaneengesloten aan weerszijden langs de stengels, hun oppervlak gericht naar het licht, ongeacht de stand van de stengel.

Als de onderste bladeren worden beschaduwd door de bovenste bladeren, worden ze opgeofferd ten gunste van nieuwe bladeren en wortelstokken. Zo oogst duizendknoop met weinig bladoppervlak een maximale hoeveelheid zonlicht, waarmee hij koolzuurgas omzet in koolhydraten. Elk blad is zonnepaneel en suikerfabriek tegelijk.

De stengels van duizendknoop staan heel dicht op elkaar. Samen maken ze het op de bodem zo donker dat andere soorten er niet meer aan te pas komen. Zo houdt hij ook nog eens alle voedingstoffen in de bodem voor zichzelf. Hij vergroot zelfs de vruchtbaarheid van zijn groeiplaats doordat rondzwervend strooisel van bomen in de omgeving blijft liggen in de luwte van het woud aan dode stengels.

Een blik in het binnenste van een duizendknoop-populatie (foto: Wim Braakhekke)

Duizendknoop maakt wel bloemen, maar hij doet bij ons niet aan zaden. Hij verspreidt zich via delen van wortelstokken of stengels die op nieuwe groeiplaatsen terecht komen, meestal door toedoen van de mens. Eenmaal ergens gevestigd kan hij zich snel uitbreiden, doordat de wortelstokken zich vertakken en nieuwe scheuten produceren. De uitgegroeide stengels blijven ondergronds nog lang verbonden. Via de wortelstokken kunnen ze voedingsstoffen en koolhydraten uitwisselen. Stengels die in de schaduw staan krijgen koolhydraten van stengels die in het licht staan; stengels op voedselarme plekken krijgen voedingsstoffen van stengels op rijke plekken. Samen benutten ze groeiplaatsen waar licht en voedingstoffen ongelijk verdeeld zijn beter dan alleen.

Een gesloten populatie duizendknoop doet denken aan een ‘falanx’, een klassieke Griekse slagorde van vele rijen infanteristen, bewapend met lansen. De stengels in de voorste gelederen worden door de achterste gelederen voorzien van voedingsstoffen en koolhydraten.
Daardoor kunnen wortelstokken ondergronds vele meters voor het front uitgroeien. Hun scheuten zijn als verkenners in vijandelijk gebied, kwetsbaar maar gemakkelijk te vervangen. Een scheut die opkomt op een geschikte plek kan deze snel in beslag nemen, met steun vanuit de achterhoede.

Behalve door incidentele verstoringen kan een plant ook geleidelijk verliezen lijden door ziekten en plagen. Hoe algemener een soort, hoe groter de kans op aantasting. Hoe dichter de planten van een soort opeen staan hoe ernstiger de schade. Door zijn succesvolle verspreiding en dicht opeenstaande groeiwijze is duizendknoop potentieel gevoelig voor ziekten en plagen, ware het niet dat hij, als exoot, in ons land nauwelijks natuurlijke vijanden heeft. Zijn belagers zijn niet meegekomen toen hij als sierplant werd geïntroduceerd vanuit Japan.

Planten proberen verliezen door belagers, zoals bacteriën, schimmels, insecten en andere planteneters, te beperken door het maken van giftige of onsmakelijke stoffen, haren, stevige bladeren, stekels, enzovoort. Omgekeerd proberen hun belagers voortdurend de afweermethoden van de planten te omzeilen. Deze wapenwedloop kost een plant veel energie, die hij niet kan benutten om te groeien. Een exoot die aan zijn belagers is ontsnapt kan echter ongestraft bezuinigen op zijn afweer en al zijn energie steken in zijn groei. Na introductie in een omgeving zonder belagers kan de groeikracht van een exoot nog verder toenemen door natuurlijke selectie in het voordeel van individuen met een zwakke afweer.

Het succes van duizendknoop is in onze streken, behalve aan zijn succesvolle groeiwijze, vooral te danken aan het toevallige feit dat hij is ontsnapt aan de belagers. De keerzijde van een massale uitbreiding en een verwaarloosde afweer is dat het voor ziekten en plagen zowel aantrekkelijker als gemakkelijker wordt om zich aan te passen aan een nieuweling. Daardoor worden aanvankelijk invasieve exoten op den duur onderworpen aan een ‘inburgeringsproces’, waardoor hun opmars wordt gestuit en ze een bescheiden deel gaan uitmaken van de inheemse flora. Dat lot staat ook duizendknoop te wachten, maar dat kan
vele decennia duren.

(Wordt vervolgd)

Reageren kan naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl
Meer lezen? Kijk op:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Japanse_duizendknoop
http://www.bestrijdingduizendknoop.nl/duizendknoop.html

Werkzaamheden in het Renkums Beekdal

foto: De zwarte modderlaag die ontstaat door veenafbraak.

Rotte eieren
De laatste tijd kwamen er soms klachten van mensen dat ze een rotte eierenlucht roken in het Renkums beekdal. Een wandeling over het vlonderpad werd hierdoor minder aangenaam. Waar komt dat toch vandaan en wat kunnen we er aan doen? Ik zal proberen een vrij technisch en scheikundig verhaal uit te leggen.
Bij de inrichting van het Renkumsbeekdal in 2011 zijn de Halveradsbeek en een zijafwatering gedempt. Het idee hierbij was om het water zo lang mogelijk in het beekdal vast te houden waarbij een bloemrijke vegetatie van vochtig hooiland kon ontwikkelen. Na vier jaar bleek uit monitoring dat dit niet de juiste uitwerking had. Er bleef te veel water staan en er is een zwarte modderlaag ontstaan waar niks in groeit. En het stinkt. Samen met onderzoeksbureau B-ware zijn we gaan kijken wat er aan de hand is.

Verrijkend regenwater

Uitvoerder Cornjum de Vries bezig met maaiwerkzaamheden in het beekdal.

Met het regenwater slaan veel verrijkende stoffen als sulfaat en nitraat neer in het beekdal. Dit zijn landbouw gerelateerde stoffen die door bemesting in de lucht komen. Door de aanwezigheid van deze stoffen in het water in het beekdal vinden er processen plaats, waardoor de veenlaag wordt afgebroken en er stoffen als pyriet en zwaveldioxide vrijkomen. De laatste zorgt met name voor een rotte eierenlucht. Er werd zoveel water vastgehouden dat het te drassig werd in het beekdal. Je kon tot je middelwegzakken in de (voormalige) veenlaag. Het afgebroken veen veranderd in een met pyriet vergiftigde laag modder waar niets in groeit.
De oplossing is meer water af te voeren waardoor de afbrekende processen niet meer plaatsvinden en de verrijkende stoffen afgevoerd worden met het water. Hiervoor moet dus een ontwateringssloot gegraven worden. Met een kraantje graaft de uitvoerder half augustus een nieuwe sloot van 40 tot 50 cm diep. Deze ontwateringssloot zal vooral het regenwater afvoeren waar de sulfaat en nitraat in zit. Naar verwachting moet er over 2 a 3 jaar verbetering te zien zijn in de vegetatie. Op het landgoed Staverden van Gelders Landschap en Kastelen hadden ze een vergelijkbaar probleem. Daar is nu al een goede ontwikkeling van de vegetatie te zien. We zullen het Renkums beekdal goed in de gaten houden hoe het zich ontwikkeld!

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

Reeënliefde

foto: Staatsbosbeheer

Eind juli/begin augustus zijn reeën maar met één ding bezig: vrouwtjes versieren. De bronsttijd is begonnen. In deze periode zijn de reeën op de Veluwe aan het begin van de jaarlijkse bronsttijd. Bij de bokken (mannetjes) gieren de hormonen door het lijf. De bokken zijn druk bezig indruk te maken op de geiten (vrouwtjes).

Eind juli komt de reeënbronst op gang. Bronst is de periode waarin de reeën bronstig zijn, of te wel, het is paringstijd. In deze periode zijn met name de bokken heel erg bezig met het veroveren van een partner. Ze zijn er zo op gefocust dat ze minder goed op hun omgeving letten.

De bok begint meestal met het afbakenen van zijn territorium door met zijn gewei tegen jonge boompjes te schuren en te slaan. Hij markeert op deze manier de plek met zijn geursporen. Ook krabbelt hij met zijn poten aan de grond om geur achter te laten. Deze sporen kun je goed vinden in het bos. Als er een andere bok in het gebied komt wordt het knokken. Het territorium moet verdedigd worden en dat gaat samen met geweigekletter. Reeën hebben niet zo’n groot gewei als Edelherten maar kunnen toch beschikken over een mooie zes-ender, een gewei met aan elke tak drie uiteinden.

Als je in deze tijd van het jaar reeën ziet zie je vaak dat de geit wel alert opkijkt maar de bok alleen maar achter haar aan sjouwt. Hij snuffelt aan haar achterste en loopt soms hele rondjes achter haar aan. De geiten scheiden een geur af en maken een soort fluitend geluid waarmee ze de bok roept. De bok daarentegen maakt een soort blaffend geluid wat echt een beetje op honden geblaf lijkt.

Omdat ze letterlijk in rondjes lopen, vaak om een boom heen, kan je platgetreden cirkels vinden in het bos. Vroeger dacht men dat dit werk van heksen was. De mysterieuze cirkels werden dan ook heksenkringen genoemd en men was van mening dat de heksen hier ‘s nachts rond de boom dansten.

Soms gaan de reeën in galop achter elkaar aan en dan is het oppassen. Omdat ze niet goed opletten kunnen ze zomaar de weg oprennen. In deze periode zijn er dan ook vaker aanrijdingen. Voor ons is deze periode leuk omdat je de reeën veel makkelijker kunt zien en het paringsritueel kan aanschouwen. Omdat ze zo druk zijn met elkaar hebben ze ons minder in de gaten en is de kans groter om de dieren in hun natuurlijke omgeving waar te nemen.

De collega’s van Staatsbosbeheer Flevoland hebben een mooi filmpje van de reeën bronst gemaakt met een wildcamera. Hierop kun je goed zien hoe het ritueel in zijn werk gaat.

Groet,
Boswachter Jaël Bergwerff van Staatsbosbeheer

Hoog bezoek uit Ede

foto: De gemeenteraad van Ede poseert op de tribune van het Informatiecentrum Renkums Beekdal

Vrijdagmiddag 7 juli: een lange stoet fietsers arriveert bij het Informatiecentrum Renkums Beekdal. Het is de gemeenteraad van Ede, vergezeld van hun burgemeester. Zij hebben hun jaarlijkse ‘Bosdag’, op de vrijdag voor het zomerreces. Scheidend burgemeester Cees van der Knaap had als bestemming gekozen voor het Renkums Beekdal.

Charley Erkens en Wim Braakhekke ontvangen de gemeenteraad van Ede bij het informatiecentrum Renkums Beekdal.

Genoeglijk gezeten op de ‘tribune met de betonnen kussens’ werden zij welkom geheten door Wim Braakhekke en Charley Erkens. Die lieten zich deze buitenkans niet ontgaan om uitgebreid te vertellen over het Renkums Beekdal en de Stichting Renkums Beekdal. Wim vertelde over watermolens die nooit meer zullen draaien door de verdroging van de Veluwe. Hij legde uit waarom het lot van de natte natuur in het beekdal wordt bepaald door wat er gebeurt met het grondwater in de gemeente Ede. Charley leidde het gezelschap rond over het erf en in het informatiecentrum. Hij maakte duidelijk dat de Stichting Renkums Beekdal belanghebbenden bij landschap en natuur wil verbinden over gemeentegrenzen heen.

Scheidend burgemeester van Ede, Cees van der Knaap, luistert aandachtig naar de geschiedenis van het Renkums Beekdal.

Een groot aantal raadsleden kende het beekdal niet en was onder de indruk van de schoonheid van het landschap. Ieder kreeg na afloop een jaar gratis ‘vriendschap’ van het Renkums Beekdal aangeboden. Burgemeester Van der Knaap betoonde zich zeer ingenomen met de nieuwe Crossbill Guide Veluwe die hij kreeg ter invulling van de vele vrije tijd na zijn afscheid. De uitnodiging om vrijwilliger te worden bij de Stichting Renkums Beekdal houdt hij echter beleefd in beraad. Het was een belangrijk bezoek in een gemoedelijke sfeer. We zien ze allemaal graag terug voor een wandeling met of zonder gids.

 

Planten zijn niet saai

Soortenrijk hooiland. (Foto Wim Braakhekke)

2017-07-01
Is het u wel eens opgevallen? Wij wandelaars praten over vogels vaak in de verleden tijd, maar over planten in de tegenwoordige tijd. Dat komt: het vogeltje is zojuist gevlogen, terwijl het plantje er nog staat. ‘Dat was een roodborstje’ en ‘Dit is een boterbloem’.

Vogels vertonen zich meestal maar kort en op afstand, terwijl planten zich uitgebreid van dichtbij laten bewonderen. Waarom trekken vogels dan toch zoveel meer belangstelling dan planten? Als een vogel zich laat horen staat de natuurgids voor joker met een plant in zijn hand. Waarom kijkt menigeen vaker omhoog dan omlaag? Waarom een verrekijker en geen loep?
Vraag het de kinderen op school: dieren zijn leuk en planten zijn saai. Dieren lijken op ons, ze maken geluid, ze bewegen, ze eten elkaar op. Dat is leuk, dat is spannend! En planten? Ach, die staan daar maar. Planten piepen niet als je ze plukt. Ze zijn overal, allemaal groen, allemaal hetzelfde. Toch?
Niet dus. Planten verplaatsen zich niet, maar ze bewegen wel. Bewegen, groeien, aanpassen, dat doen ze de hele dag, het hele jaar, hun hele leven. En al zijn ze groen, ze zijn niet allemaal hetzelfde. Een boterbloem is geen beukenboom. Toch?
En veertig verschillende soorten hogere planten op een vierkante meter grasland, kom daar maar eens om bij hogere dieren. Bovendien, planten van dezelfde soort zijn allemaal verschillend. Groot of klein, veel of weinig bladeren, bloeiend of niet, geen boterbloemen is gelijk aan de andere. Nee, dan roodborstjes, die zijn pas allemaal hetzelfde. Levend of dood, dat is het enige zichtbare verschil.
Ik weet het: ik overdrijf! Ik houd ook heus wel van roodborstjes. Waar ik niet tegen kan is gebrek aan aandacht en waardering voor de diversiteit, de schoonheid en het belang van planten.
Planten vormen het kleed waarin de aarde zich aan ons vertoont. In de plooien van dat kleed zijn de dieren te gast. Zij leven van het kleed en van elkaar. Maar de natuur heeft de dieren niet nodig. Met planten, bacteriën en schimmels kan een ecosysteem ook wel draaien.
Eén gast maakt misbruik van de gastvrijheid. De mens vermaakt het kleed naar zijn smaak. Hij vernielt het en ontkleedt de aarde naar believen. Dat komt door gebrek aan besef dat planten onmisbaar zijn voor ons mensen en alle andere dieren, en zelfs voor het klimaat op aarde.
Hopelijk wil de wandelaar dat ook eens bedenken als hij weer een vogeltje ziet.

Lasers in het beekdal??

We verzinnen steeds weer wat nieuws. Als je met de tijd mee wil gaan moet je je verdiepen in moderne technieken en weten wat de moderne mens interessant vindt en verlangt. Zo lopen we tegenwoordig niet meer met een kaart onze wandelroutes maar met een app en als de kinderen buiten gaan spelen zoeken ze virtuele wezentjes die er in het echt helemaal niet zijn, maar bedacht door een japans spelcomputerbedrijf.

Vorige maand kreeg ik de vraag of het mogelijk was een lasershow te houden in het Renkums beekdal. Tja dan denk je eerst nee, dat kan niet, dat is geen natuur, dat hoort er niet. Maar als dan verteld wordt hoe de techniek in elkaar steekt en dat de show gaat over het ontstaan en de ontwikkeling van het beekdal, ga je toch nog even nadenken. Wat zou dan het probleem kunnen zijn voor de natuur, zo’n lichtshow?

De bosuil houdt zich overdag schuil in een holle boom en gaat ‘s nachts op zoek naar voedsel. Foto: Staatsbosbeheer.

Na zonsondergang mag je de terreinen van Staatsbosbeheer niet meer in. Dan is de natuur echt van de dieren en de nachtdieren kunnen er veel last van hebben als ze verstoord worden. Een lichtshow is verstorend voor vleermuizen bijvoorbeeld, maar ook voor nachtvogels als uilen. Juist in de schemer zijn veel dieren actief, ook omdat ze overdag al naar hun schuilplaatsen gejaagd worden. Geluid is ook verstorend. Iets als vuurwerk is ondenkbaar in een natuurgebied maar ook geluid van versterkers met muziek en dergelijke is niet wenselijk.

Renkum ligt tegen het Renkums beekdal aan. Op de openbare weg geldt de hinderwet van de gemeente voor licht en geluid. Met de organisatie van de lichtshow heb ik afgesproken dat er niets in het beekdal geplaatst wordt voor dit evenement. De techniek belooft dat het licht niet naar het beekdal maar naar de bebouwing straalt. Het geluid blijft beperkt tot passende serene muziek op aanvaardbaar geluidsniveau.

Door aan te tonen dat er geen overlast is voor de natuur met dit evenement kan het toch doorgang vinden. En verder vind ik het ook een heel mooi idee om op deze moderne manier te laten zien hoe het gebied zich ontwikkeld heeft en hoe waardevol het is.
Maar eigenlijk zien de Renkummers dat elke dag al, als ze door het natuurgebied lopen, toch?

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

De rietorchis

Rietorchissen langs het vlonderpad in het Renkums Beekdal. (Foto: Riek Harteveld)

2017-06-01

Ze zijn er weer. En ze bloeien bovendien. Pontificaal naast het vlonderpad, de ‘etalage’ van het Renkums Beekdal. De trouwe wandelaar zag ze vorig jaar voor het eerst: een tiental rietorchissen. En nu nog meer. Ze demonstreren het succes van het beheer van de graslanden in het beekdal.

In 1983 kwamen de graslanden in het Renkums Beekdal in bezit van Staatsbosbeheer. Voordien werden ze gebruikt voor de productie van gras voor de koeien. Dat zag er best aardig uit, maar ontwaterde en bemeste productiegraslanden hebben we genoeg in ons land. In een natuurgebied zie je liever de vochtminnende, soortenrijke graslandvegetatie, die van oudsher voorkwam in dit beekdal.
Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want zolang de bodem nog vol zit met meststoffen zullen algemene, voedsel-minnende plantensoorten verhinderen dat zeldzame, voedsel-mijdende soorten zich vestigen. Hoe krijg je meststoffen uit de bodem? Twee manieren: (1) met ‘geld en geweld’, ofwel bemeste bovenste bodemlaag verwijderen met vegetatie en al, (2) met ‘tijd en beleid’, ofwel jaarlijks maaien en het maaisel afvoeren. Beide methoden hebben hun voor- en nadelen.
In het beekdal is gekozen voor ‘tijd en beleid’: maaien en afvoeren, in combinatie met verhogen van de grondwaterstand. Dat veroorzaakte aanvankelijk een explosieve ontwikkeling van pitrus en het afsterven van een fraaie rij elzen in het midden van het dal. Geen vrolijk gezicht, die boomlijken. Het leidde tot kritiek van veel trouwe wandelaars. Maar in de loop der jaren werden de pitruspollen steeds minder hoog, en er kwamen soorten als grote kattenstaart in de natte, en grote ratelaar in de droge gedeelten.
En dan nu, na 34 jaar trouw volgehouden beheer: de rietorchis pal naast het vlonderpad. Een zeldzame ‘fijnproever’ die je niet overal zult aantreffen. En hij groeit ook al volop in de ‘Papierweide’, zoals het voormalige industrieterrein aan de Beukenlaan is gedoopt door cursisten van de IVN natuurgidsenopleiding.
Orchideeën hebben een grote aantrekkingskracht op mensen, vanwege hun exotische familieleden, hun zeldzaamheid, en hun fraaie bloemen. Toch is het niet raadzaam om ze van dichtbij te gaan bekijken. De vegetatie waar ze in groeien is gevoelig voor betreding. Als er iemand heeft gelopen zie je dat meteen, en dan volgen er weldra meer. De trouwe wandelaar geniet vanaf het vlonderpad, want dat is er niet voor niets.

Meer lezen: https://wilde-planten.nl/rietorchis.htm en https://nl.wikipedia.org/wiki/Rietorchis
Reageren naar: info@renkumsbeekdal.nl t.a.v. Wim Braakhekke

 

Kids in het beekdal

foto: Het Streek in het Renkums Beekdal

Wat een heerlijke aanblik was het laatst in het beekdal toen er totaal 300 kinderen over twee dagen tijd een bezoek brachten aan het Renkums beekdal! De leerlingen van Het Streek in Ede kwamen in groepjes allerlei natuuronderzoekjes doen. Hun docenten hadden een tof programma gemaakt waarbij ze allerlei dingen te weten kwamen over het beekdal en de historie. Gabriëlla, vrijwilligster van het Informatiecentrum, verwelkomde ze met een film over het Renkums beekdal en ze vertelde daarbij over de cultuurhistorie. Menig gegniffel klonk op toen ze zei dat de heer van het landgoed de Keijenberg met zijn verrekijker naar de meisjes in het dameszwembad keek. Ook ik moest een lachje onderdrukken bij deze suggestie.

Het was mooi weer en ik zag overal leerlingen lopen. Bij het informatiecentrum maar ook in het bos en op het vlonderpad. Allemaal waren ze druk bezig, de een serieuzer dan de ander, met het vervullen van hun natuuropdrachten. Ze gingen boomhoogtes en diktes meten en waterdiertjes bekijken en ze zagen opgegeven moment zelfs slangen! De ringslangen die hier voorkomen lagen lekker op te warmen in het zonnetje langs de beek. De kinderen durfden meteen het beekdal niet in, wat alleen maar goed is want het beekdal zelf mag niet betreden worden vanwege de kwetsbaarheid van de planten die er groeien. En dus ook voor de rust van de slangen en andere dieren die er voorkomen.

Ringslang op sterk water

Uiteindelijk vond een groepje zelfs nog een dode ringslang die door Gabriëlla vakkundig op sterk water is gezet. Nu is de slang te bewonderen in het informatiecentrum. Waarschijnlijk is de slang door een roofvogel gepakt om op te eten maar is hij toch weer ontsnapt en heeft het uiteindelijk toch niet overleeft door de verwonding aan zijn nek.

Natuureducatie en het zijn in de natuur is heel belangrijk voor kinderen om te leren dat we allemaal onderdeel zijn van een geheel. Dat de natuur bijzonder en belangrijk is en dat we er zorg voor moeten dragen. Daarom verwelkomen we de kinderen graag buiten en werkt Staatsbosbeheer mee aan dit soort projecten. Al met al, de kids hebben veel op kunnen steken en er volgens mij ook veel lol aangehad. En wij ook!

Groet, boswachter Jaël Bergwerff

Koekoeksbijtjes

De Roodharige wespbij is een koekoeksbijtje. Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Roodharige_wespbij

Mei 2017De oplettende wandelaar, die dezer dagen loopt over het Bennekomse heitje, kan inbrekers op heterdaad betrappen.

De vorige keer ging het in deze rubriek over de vrouwtjes van de Grijze zandbij die hun nesten graven in de paden van het Bennekomse heitje. De paden zijn in maart-april bezaaid met honderden hoopjes geel zand, afkomstig uit hun nestgangen. Op een zonnige dag vliegen honderden zandbijen rond de nesten. Maar zij zijn niet alleen.
Wie even tijd neemt, ziet al snel een paar kleine bijtjes met een geel-zwart gestreept achterlijf, die een verdachte belangstelling voor de nesten aan de dag leggen. Het lijken wespjes, maar het zijn Roodharige wespbijen. Dit zijn zogenaamde ‘koekoeksbijtjes’. Het zijn ‘nestparasieten’ die – net als de gevederde koekoek – zelf geen nest maken, maar hun eitjes leggen in de broedcellen onderin de nestgang van een zandbij.
Deze inbrekers verschijnen zodra de eerste zandbijvrouwtjes terugkeren van hun voedselvluchten. De wespbijvrouwtjes patrouilleren bij de nesten van de grijze zandbij. Op zoek naar een nestgang waar al stuifmeel in zit, wat ze herkennen aan de geur. Een wespbijvrouwtje blijft in de buurt van zo’n nest en verdedigt het tegen andere wespbijvrouwtjes.
Zolang ze buiten het nest zijn, worden wespbijvrouwtjes niet verjaagd door zandbijvrouwtjes, omdat ze dezelfde geur hebben. In het nest worden ze wel aangevallen. Daarom wachten ze op een onbewaakt moment. Zodra een zandbijvrouwtje een eitje heeft gelegd en op pad gaat om stuifmeel te verzamelen voor de volgende broedcel, graaft het wespbijvrouwtje de nestgang open en glipt naar binnen. Als er een geschikte broedcel is, legt ze enkele eitjes naast het ei van de zandbij. Zo bezoekt ze een nest meerdere keren.
De eitjes van de wespbij komen eerder uit dan die van de zandbij. De larve van de wespbij die het eerst uitkomt doodt de andere wespbijeitjes, eet het ei van de zandbij op en doet zich vervolgens te goed aan de stuifmeelvoorraad in de broedcel. Na een paar weken verpopt de larve en verlaat de volwassen wespbij het nest.
Een oplettende wandelaar kan de inbrekers met hun geel-zwart gestreepte tenue gemakkelijk waarnemen en misschien zelfs betrappen op een ‘heterdaadje’.

Wim Braakhekke

Meer lezen: http://www.denederlandsebijen.nl/Nomada/N.lathburuana/Bijen.htm
Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Reekalfjes in de lente

Foto: Staatsbosbeheer; Reekalfje verschuilt zich tussen de bosbessen, rustig laten liggen en niet aankomen!

Je weet wel hoe dat gaat, eerst heb je de bronstperiode, de paartijd. We hebben beleefd hoe de edelherten, reeën en zwijnen elkaar het hof maakten. Edelherten hebben een draagtijd van ongeveer 235 dagen. Reeën hebben een verlengde draagtijd van 150 dagen. Het embryo begint zich pas vanaf december te ontwikkelen en dan duurt het nog een 144 dagen voor de eerste kalfjes geboren worden, ongeveer in mei.

Na de geboorte lopen de kalfjes van de reeën al vrij snel met hun moeder mee, op zoek naar grassen die zachtjesaan weer beginnen te groeien, knabbelen van knoppen, scheuten en bast. Natuurlijk krijgen ze de eerste tijd moedermelk maar al vlot leert het kalf eten zoeken van zijn moeder.

Het jonge dier heeft veel te leren en komt veel spannende nieuwe dingen tegen. Van zijn moeder leert hij wanneer het gunstigste moment is om uit de dekking te komen en eten te gaan zoeken. Overdag verstoppen ze zich in de rustige delen van het bos tussen het dichte hout. Dan komt een vreemde en nieuwe geur gedreven. Geluiden, een heldere stem, een hoge blaf. Wat is dat??
“Mam, moeten we rennen?”

Bij gevaar zal een kalf van een ree of edelhert zich laten vallen en klein maken in het hoge gras. Door zijn schutkleur valt hij nauwelijks op. Moeder rent weg om het gevaar af te leiden van haar kalf. Later als het gevaar geweken is zal ze terug komen en haar kalf roepen. Het jong laat zijn eigen kenmerkende roep horen waar zij hem aan herkend en ze worden weer herenigd.

Het loopt helaas ook wel eens minder goed af. Mensen die het kalf zien denken dat hij in de steek gelaten is door de moeder en nemen het soms mee! Behalve dat de moeder het kalf dus niet meer kan vinden zal het kalf ook als het terug gezet wordt naar mensen ruiken, en is de kans groot dat ze hem niet meer accepteert. Laten liggen dus!

De jonge kalveren zijn niet opgewassen tegen loslopende honden die het wild schrik aanjagen. Geluid of geur is al genoeg om het wild te doen schrikken en er vandoor te gaan. In blinde paniek kunnen ze regelrecht het prikkeldraad in of de weg op rennen, soms met de hond er bij en dat gun je geen van beiden.

Het lijkt me duidelijk. Wees welkom om de lente te beleven! Ook met de hond, maar wel aan de lijn! Respecteer de toegangsregels van onze gebieden, die te lezen zijn op de bebording wanneer je het terrein betreed. En mocht je toevallig een reekalfje tegenkomen dat zich verschuild tussen de begroeiing, niet aankomen, rustig doorlopen, moeders komt weer terug.

En dan nu; beschuit met muisjes, op het jonge grut!

Boswachter Jaël Bergwerff