Recente blogs over de natuur

Participatie?…Natuurlijk!

Mathieu Pinkers
Mathieu Pinkers

Tijdens de bijeenkomst van de leden van de Initiatiefgroep Renkums Beekdal heeft voorzitter Mathieu Pinkers hernieuwde aandacht gevraagd voor de derde missie van de Stichting Renkums Beekdal in de trits van Informatie- Educatie -Participatie.
Met 10000 bezoekers in de eerste tien maanden van het nieuwe Informatiecentrum vervult de Stichting met anderen een belangrijke functie voor de publieksvoorlichting over het Renkums Beekdal, ook als Poort van de Veluwe. Voor de Renkumse scholen is een boeiend natuur en milieueducatie programma in uitvoering. En op het gebied van Participatie zetten tientallen vrijwilligers hun kennis, kunde en tijd in om de kwaliteiten van het Renkums Beekdal te behouden en verder te ontwikkelen. Waar het gaat om Participatie als het maatschappelijk initiatief voor natuur en landschap is de totstandkoming van de omvorming van het industrieterrein naar een nieuw natuurgebied in het Renkums Beekdal een (inter)nationaal voorbeeld van wat burgerparticipatie kan bereiken. Zelfs als voorbeeld avant la lettre nog voordat burgerparticipatie aan ons woordgebruik was toegevoegd. Maar met het voltooien van die transitie is er geen reden voldaan terug te treden. Lessen geleerd kunnen anderen inspireren en tot aanmoediging dienen. Nu de ruimte op hoofdlijnen is ingericht kan er meer zorg uitgaan naar het specifiekere en de kwaliteiten in het detail van het Renkums Beekdal. Met de komst in 2018 van de nieuwe Omgevingswet vervallen tientallen wetten en regels over hoe om te gaan met de ruimte om ons heen van eigen erf tot in het Renkums Beekdal. En verder als het gaat om het Renkums Beekdal, Poort van de Veluwe. Wat daar voor in de plaats komt en hoe overheden en burgers daarmee in de toekomst omgaan wordt in de nieuwe Omgevingswet in belangrijke mate bepaald door burgerparticipatie en burgerinitiatief. De Stichting Renkums Beekdal neemt de taak op zich om burgerinitiatieven voor het Renkums Beekdal, uw beekdal, aan te moedigen en te faciliteren.

Laat ons weten wat u voor het Renkums Beekdal wil. Laat ons weten welke toekomst u voor uw Renkums Beekdal wil. Wij praten en doen dan graag met u verder.

 

[contact-form-7 id=”99″ title=”Contactformulier”]

Voorjaar in de Renkumse bossen

In botanisch opzicht valt het voorjaar in de Renkumse bossen een beetje tegen. Voor echt mooie voorjaarsbossen moet je in Zuid Limburg zijn. Maar ook bij Winterswijk, in Twente, bij Nijmegen en zelfs om de hoek bij Oosterbeek zijn de bossen bloemrijker. Hoe komt het dat onze bossen geen rijke voorjaarsflora hebben? Is die verdwenen of nooit aanwezig geweest? En kunnen we er wat aan doen om onze bossen bloemrijker te maken?
Voor veel soorten van loofbossen is het voorjaar de ideale periode om te groeien, te bloeien en zaad te zetten. Alle planten hebben licht nodig, sommige soorten meer dan anderen. Als de bladeren aan de bomen zitten is het voor de meeste planten te donker geworden. De strategie van veel soorten op de bosbodem is om vroeg te bloeien, voordat de bladeren aan de bomen verschijnen. Tussen het einde van de winter en de ontluiking van boombladeren is maar een korte tijd. Zou er een verschil zijn tussen Renkum en Zuid-Limburg, waardoor de tijd in Renkum te beperkt is voor de ontwikkeling van een voorjaarsflora? Nee, de bomen in Zuid-Limburg komen niet eerder in blad dan bij ons; ook eindigt de winter er niet substantieel eerder. De oorzaak van de verschillen ligt ergens anders: in de bodem. In Limburg bestaat deze meestal uit kalkrijke leem of kalk, bij ons vooral uit kalkarm grof zand (van de spoelzandwaaier), vaak met keien (de Keienberg). Veel voorjaarsplanten zijn gebonden aan kalk of leem: die soorten ontbreken dus bij ons. Maar dat is niet het hele verhaal, want Witte klaverzuring en Bosanemoon hebben echt geen kalk of leem nodig, en ook die soorten ontbreken bij ons grotendeels.

Een belangrijke oorzaak is de bladvertering, die in de Renkumse bossen trager verloopt dan in de Limburgse bossen. Als je in het voorjaar naar de bosbodem kijkt, zie je vaak een dik pak bladeren op de bosbodem liggen. Probeer je een typische voorjaarsbloeier voor te stellen, zoals Bosanemoon, Bosviooltje of Witte klaverzuring. Het moet een knappe kiemplant zijn om hier doorheen te komen! Dat kan dus niet: op plekken met een dik pak bladeren vind je amper voorjaarsflora, of alleen forsere planten die in staat zijn om de winter met blad en al te overwinteren. Hoe komt het dat die bladeren blijven liggen, waarom verteren ze niet? En waarom gaat dat dan beter in de Zuid Limburgse bossen? Er zijn aanmerkelijke verschillen tussen boomsoorten: bladeren van eiken en beuken verteren relatief moeilijk. Er zit veel looizuur in (door onze voorouders gebruikt om leer te looien), dat de vertering aanmerkelijk vertraagt. Blad van essen, iepen en lindes verteert relatief makkelijk, evenals de bladeren van meidoorns en hazelaars. Op de zandbodems doen essen en iepen het echter minder goed; je vind ze veel minder in de bossen dan in Zuid Limburg. Dat is dus een deel van de verklaring waarom je daar vaak een mooiere voorjaarsflora hebt. Maar ook in Zuid Limburg zijn eiken en beuken vaak dominant. En ook die bossen hebben vaak een rijkere ondergroei. Hoe kan dat dan? De reden is dat onder kalkrijke omstandigheden, zoals in Zuid Limburg, bladeren van eiken en beuken veel beter verteren dan onder zure omstandigheden zoals bij ons. Bovendien zijn er vaak steile hellingen aanwezig, waar bladeren vanaf rollen. Daarvoor moet de helling wel heel steil zijn. Bij ons is alleen langs de oevers van de sprengbeken de helling steil genoeg: daar vind je dan ook de meeste planten. Deze plekken zijn extra gunstig, omdat het beekwater ook in staat is om bladafval af te voeren.

Maar dat is nog niet het hele verhaal. Waarschijnlijk was de voorjaarsflora vroeger iets rijker dan nu het geval is en dat heeft te maken met de luchtkwaliteit en met het historisch gebruik. Bladeren verteren minder snel als de luchtkwaliteit minder goed is. De luchtkwaliteit is ten opzichte van de jaren 70 verbeterd, maar is nog steeds beroerd. In de loop van de afgelopen decennia is daardoor een extra dikke laag strooisel opgehoopt in onze bossen.

Bijkomend effect is, dat de bosbodems steeds zuurder zijn geworden en alle mineralen die er in zaten hierdoor zijn opgelost en uitgespoeld. Dan is er het historisch gebruik: vroeger werd waarschijnlijk op veel plekken strooisel geraapt om het in de kachels te verbranden, waardoor de bosbodem er heel anders uit zag. Bovendien bestond het bos vroeger voor een belangrijk deel uit hakhout, voor de reeds genoemde leerlooierijen. De bomen waren beduidend minder hoog en lieten meer licht door voor een voorjaarsflora. Deze halfschaduw was perfect voor heel veel soorten: onze huidige bossen zijn tamelijk donker. Dit geldt in de eerste plaats voor bosrand (zoom) soorten, maar ook voor de ‘echte’ bosplanten.
Zowel de bodem als de boomsoorten zijn in onze Renkumse bossen minder geschikt voor voorjaarsflora. Aan het eerste kunnen we nog niet zoveel doen (er wordt wel onderzoek naar gedaan!), aan het tweede wel, maar het heeft tijd nodig, want bomen groeien niet zo snel. In de bossen bij Doorwerth zijn groepjes linden aanwezig en onder deze lindenbomen is een goed ontwikkelde voorjaarsflora aanwezig met veel Bosanemoon en Witte klaverzuring, op plekken met een identieke bodem als in de aangrenzende eikenbossen. Met de juiste boomsoort kun je dus ook in zure bossen een goed ontwikkelde bosflora hebben. Lindebomen waren oorspronkelijk in onze bossen veel talrijker dan nu het geval is, maar dan spreken we wel over heel vroeger. De mens heeft eiken steeds bevoordeeld, vanwege zijn economische waarde (eikels voor de varkens, blad voor de leerlooiers). In de laatste jaren worden er meer en meer lindes bijgeplant in onze bossen, door terreinbeheerders als Staatsbosbeheer.
Komen de soorten vanzelf terug als het milieu geschikt wordt? Helaas niet. Veel voorjaarsflora staat al lang op een bepaalde plek, een aantal soorten worden zelfs ‘oud bosrelicten’ genoemd, waarbij ‘bos’ ook door ‘hakhout’ vervangen kan worden. Deze soorten verbreiden zich langzaam, en als je ze ziet, weet je dat ze er al een hele tijd staan. Dit is overigens geen excuus om lukraak uit te zaaien; maar daarover meer in een volgend verhaal. Op bossen die al lang als bos in gebruik zijn, is overigens ook een oude bosbodem ontstaan, die in de regel ook gunstiger is voor flora (vooral qua vocht)dan bossen waar dit niet het geval is.

Langs de dorpsrand van Renkum is de voorjaarsflora wat beter ontwikkeld. Het gaat hierbij echter grotendeels om soorten die niet van oorsprong in onze bossen thuis horen, en ten dele zelfs om cultivars, zoals Bonte dovenetel, Kleine maagdenpalm, Lievevrouwenbedstro en Daslook. Deze soorten zijn verwilderd uit tuinen, of afkomstig uit tuinafval dat langs de bosrand is gedumpt. Het gaat ook steeds om relatief ‘sterke’ soorten, die minder moeite hebben met bladstrooisel en vaak winterhard zijn. Bovendien zijn met het tuinafval waarschijnlijk ook zoden meegekomen, met extra voedingsstoffen, die het strooisel helpen te verteren.

In de bossen grenzend aan het beekdal is Grote muur de wilde soort die nog het meeste voorkomt. Deze halfschaduwsoort groeit vooral langs de Molenbeek grenzend aan de dorpsrand. Verder kom je de Gewone salomonszegel zo af en toe tegen, evenals Lelietje- der Dalen; de laatste valt deels in de tuinafval-categorie. En met een beetje goed zoeken kun je in de bossen ten westen van het beekdal de fraaie half-parasiet Hengel vinden, of langs een enkele padrand Bleeksporig bosviooltje of Gewone vogelmelk. In de buurt van het Everwijnsgoed zijn Witte klaverzuring en Bosanemoon te vinden, vooral op de oever van de Molenbeek.

In de bossen bij Doorwerth is op bepaalde plekken een iets rijkere voorjaarsflora aanwezig. Dit heeft niet alleen te maken met de plaatselijke aanwezigheid van lindes, maar ook met de leembodems (van de stuwwal), die eveneens plaatselijk voorkomen: deze zijn beter in staat om vocht en voedingsstoffen vast te houden en zijn daardoor geschikter voor plantengroei. In het bereik van de kalkrijke beekjes zijn ook plaatselijk mooie vegetaties aanwezig. Bovendien wordt de voet van de stuwwal af en toe beroerd door hoog water van de rivier. Dat brengt kalk en voedingsstoffen mee en voert blad af, zodat voor bepaalde voorjaarsflora een gunstige situatie is ontstaan.

Dit kun verschijnsel treedt ook op langs de voet van de Wageningse berg en de Grebbeberg, en beter nog (wat betreft de bosflora) tussen Amerongen en Elst. De lager gelegen uiterwaardbossen zijn minder geschikt voor een goede voorjaarsflora. Deze bossen zijn te nat en te voedselrijk, waardoor brandnetels en andere snel groeiende planten de voorjaarsflora verdringen.

Dan tenslotte nog iets over padranden. Hier is vaak wat dynamiek, waardoor blad verplaatst wordt. Bovendien worden soms extra kalk en voedingsstoffen aangevoerd, waardoor het blad beter verteert. Door betreding is de bodem bovendien iets compacter en daardoor net iets vochtiger. Soms is het er ook net iets minder donker, wat ook positief uitpakt. Tenslotte nemen mensen en andere dieren die deze paden gebruiken onbewust zaden met zich mee. Daardoor bevindt zich vaak een hele aardige flora langs onze paden, al gaat het niet altijd om de specifieke flora van voorjaarsbossen. Zo vonden floristen langs paden bij Doorwerth zeldzame soorten als Bosereprijs en Boswederik. Een fietspad in de Oostereng is minstens even bijzonder. Dit was oorspronkelijk een fietspad met kalkgruis. Een zeer bijzondere flora is het gevolg, met zeldzame soorten als Fraai hertshooi, Ruig hertshooi en Echte guldenroede. Bij de verbreding en verharding van het fietspad zijn deze planten overgezet door vrijwilligers van Floron Gelderland, en daardoor staan de planten er nog steeds.

Wollige grasmaaiers in het Renkums Beekdal

De komende week is het extra leuk wandelen zijn in het Renkums beekdal. Dinsdag 3 mei komt er een kudde schapen een week lang het beekdal begrazen. Wandelaars die een rondje beekdal lopen, zien dan de wollige grasmaaiers aan het werk. Staatsbosbeheer huurt de kudde van de schaapherders van de Grebbeveld in als onderdeel van het natuurbeheer voor meer variatie in soorten planten en dieren in het beekdal.

Op de hogere delen in het Renkums Beekdal worden de schapen ingezet om een handje te helpen met het natuurbeheer. Door een aantal dagen de kudde te laten grazen verbeterd de vegetatielaag. Het gras is op de hogere delen wat vervilt. Dat wil zeggen dat het gras zo dicht ineen groeit dat de andere kruiden geen kans meer krijgen te ontkiemen. Dat zou betekenen dat er een heel eenzijdige vegetatie ontstaat. De soortenrijkdom is belangrijk in het Renkums Beekdal. Daarom zijn de wollige grazers een week lang aan het werk. Staatsbosbeheer wil graag veel soorten planten de kans geven, waardoor er ook weer meer insecten, vogels, amfibieën et cetera komen.

Met schapenbegrazing kan die vervilting doorbroken worden en krijgen de andere plantensoorten weer kans. De schapen trappen met hun kleine hoefjes openingen in de vervilte laag. Ook doordat ze het gras heel kort afgrazen komen ze door de vervilting heen. Koeien zijn veel zwaarder en zouden de vegetatie helemaal kapot lopen, vooral omdat het drassig is in het beekdal. De schapen zijn in het najaar van 2015 al een keer een week geweest om na de groeiperiode en het maaien het laatste gras af te eten. Dat noemen we ‘na beweiding’. Nu in het voorjaar de vegetatie weer begint te groeien komen ze weer een aantal dagen om ‘voor te beweiden’. Het opkomende gras wordt door de schapen afgegeten en de kruiden die wat later kiemen krijgen daardoor de kans tussen het open getrapte en kort gegeten gras op te komen.

Het leuke is dat de schapen nu, in tegenstelling tot het najaar, lammetjes hebben. Een echt voorjaarsgezicht in het Renkumsbeekdal.

tekst: Jaël Bergwerff, Staatsbosbeheer

Nieuwsflits: de Maretak nieuw in het Renkums Beekdal

Begin april vond Charley Erkens de Maretak, Mistletoe of Vogellijm in een appelboom bij het natuurinformatiecentrum. Aan deze merkwaardige plantensoort zijn tal van volksverhalen verbonden, die te maken hebben met kelten, germanen, midwinterceremonies, vruchtbaarheidsrites, heksenverdrijving (een mare is een heks of een kwelgeest) en Panoramix (de druïde uit Asterix en Obelix). Het gebruik wil dat iemand die onder een Maretak staat straffeloos gekust mag worden. We houden de locatie om deze reden nog maar even geheim.

maretak-bladDe plant is een halfparasiet, een parasiet die bladgroen heeft en dus voor een deel in zijn eigen voedselvoorziening kan voorzien. In Nederland parasiteert de soort vooral op fruitbomen en populieren, waarin de plant bolvormige groeiwijzen vormt, die je in de winter van verre kunt zien.

In Nederland was zijn voorkomen van oudsher beperkt tot Zuid Limburg. De plant is echter jaren geleden aangeplant in het Belmonte-arboretum in Wageningen en heeft zich van daaruit zelfstandig uitgezaaid in de direct omgeving. Zo is in de populieren langs de Veerweg in Wageningen een fraaie populatie aanwezig. De plant in het Renkums Beekdal is waarschijnlijk ook uit het arboretum afkomstig. Waarschijnlijk zijn de zaden meegekomen met vogels, die Wageningen bessen hebben gegeten. Deze zijn uitgepoept toen de vogel op een van onze appelbomen neerstreek. De kleverige zaden zijn vervolgens aan de boom geplakt en ontkiemt. Deze mooie verbreidingsstrategie van de Maretak is verantwoordelijk voor 1 van de alternatieve namen voor de Maretak: Vogellijm. De derde naam, Mistletoe is identiek aan de Engelse naam voor deze plant, Mistel is de Duitse naam.

Aanwinst of probleem? Absoluut het eerste. Als er veel Maretak in een boom zit, kan het een probleem zijn voor de fruitteler. Het ene plantje dat er nu is gevonden, doet de boom echt geen kwaad. En als de plant zich uitbreidt, is het eenvoudig om een deel van de planten te verwijderen. Kritische botanici kunnen spreken van een ongewenste verbreiding van een niet-inheemse soort (Zuid Limburg is immers amper Nederland). Maar zelf vind ik dit een beetje onzin.

Hans Inberg

Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit 2016

En de winnaar is….!? Dertien keer tien genodigden met passie voor ruimtelijke kwaliteit in even zoveel gebieden zijn op 21 april aanwezig tijdens de manifestatie “Gebieden met Passie” waar voor de zesde keer de Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit wordt uitgereikt. Deze keer door gedeputeerde Josan Meijers. Dertien gebieden met passie waaronder ons Renkums Beekdal zijn genomineerd uit oorspronkelijk 56 aangemelde gebieden! Hier zijn inderdaad de top tien gebieden van Gelderland aanwezig. De zaal en velen daarbuiten wachten met toenemende spanning op de resultaten van de Publieksprijs waarvoor ruim tienduizend personen online hun stem hebben uitgebracht. Ook is er de Vakprijs uitgebracht door een deskundige Jury on der leiding van Jan Terlouw. Beide prijzen zijn 10.000 euro waard!
En de winnaar is…… !? De Publieksprijs wordt gewonnen door het stadje Bredevoort in de gemeente Aalten, zij kregen de meeste stemmen via de website. Renkums Beekdal feliciteert Bredevoort van harte! Renkums Beekdal bedankt ook al onze stemmers die met hun stemmen het Renkums Beekdal opstuwden to bij de top drie! Voorwaar meer dan een pluim van velen op de inzet van tientallen vrijwilligers en initiatiefnemers voor de ruimtelijke kwaliteit van het Renkums Beekdal.
ijsselsteinVoor de vakprijs wist Jan Terlouw met verve de keuze van de jury te verwoorden. Het zijn niet gebieden die passie hebben maar de mensen die er persoonlijk of professioneel bij betrokken zijn! En dan gaat het vaak om personen die zich vrijwillig voor een gebied inzetten. De prijs van de jury die naast Jan Terlouw bestond uit Saskia Bak, Marc Nolden, Rudy Brons en Christel Steentjes wordt toegekend aan IJsselstein in de gemeente Hattem. Van harte Gefeliciteerd! Ook omdat met deze keuze het initiatief van een enkele pesoon om zich met passie in te zetten voor de kwaliteit van een gebied boven alle andere wordt beloond. De ultieme vrijwilligers beloond is een eerbetoon aan alle vrijwilligers, ook die van ons Renkums Beekdal!

Op de manifestatie “Gebieden met passie” is ook het digitale platform www.maakgelderlandmooier.gelderland.nl gepresenteerd. Deze wordt de komende tijd gevuld met inspirerende bouwstenen en voorbeelden van mooie projecten. Ga naar het platform en laat u inspireren voor een nog beter Renkums Beekdal!

Resultaten Klompenpaden 2015

Langs het informatiecentrum Renkums Beekdal lopen drie klompenpaden. Onze vrijwilligersgroep de hoogstambrigade, die het onderhoud verzorgt rondom het informatiecentrum, werkt nauw samen met Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG). Hieronder vindt u een overzicht van de meeste recente ontwikkelingen van 2015 en het gebruik van deze wandelroutes Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) en Landschap Erfgoed Utrecht (LEU).
Klompenpaden- Jaarbericht - 2015
Klompenpaden zijn cultuurhistorische wandelroutes die particuliere terreinen, zoals landgoederen en  boerenland, toegankelijk maken voor de wandelaar. Ze gaan zoveel mogelijk over historische tracés en onverharde paden. Rust, kleinschaligheid en de combinatie van cultuur en natuur bepalen de sfeer. De paden vertellen bewoners en wandelaars over de geschiedenis van hun omgeving. Ook het landschap heeft
voordeel van de ontwikkeling van Klompenpaden: vaak worden landschapselementen hersteld en aangelegd. Door aan te sluiten bij lokale initiatieven als landwinkels, horeca en kamperen bij de boer wordt de economie van de streek versterkt.
Het ontwikkelen van Klompenpaden doen Landschap Erfgoed Utrecht en Stichting Landschapsbeheer Gelderland altijd in samenwerking met diverse particuliere eigenaren, vele vrijwilligers, gemeenten en andere partijen uit de streek.

Kaart
Meer informatie over Klompenpaden: www.klompenpaden.nl.
Meer informatie over Landschap Erfgoed Utrecht: www.landschaperfgoedutrecht.nl.
Meer informatie over Stichting Landschapsbeheer Gelderland: www.landschapsbeheergelderland.nl.
Landschap Erfgoed Utrecht
Bunnikseweg 25
3732 HV De Bilt
T 030 220 55 34
info@landschaperfgoedutrecht.nl
Stichting Landschapsbeheer Gelderland
Rosendael 2a
6891 DA Rozendaal
T 026 3537 444
info@landschapsbeheergelderland.nl

23 april: publiekswerkdag op Landgoed Oranje Nassau’s Oord

Op zaterdag 23 april is er de publiekswerkdag op Landgoed Oranje Nassau’s Oord. Landgoed Oranje Nassau’s Oord zoekt vrijwilligers die de handen uit de mouwen willen steken in een landgoedwerkgroep. Op de informatieavond van 2 april jongstleden kregen de aanwezigen in twee fraaie presentaties uitgelegd wat er aan landschapsschoon te onderhouden is op ONO en wat meedoen aan een landgoedwerkgroep inhoudt. Wilt u zich graag inzetten voor uw eigen omgeving op een fantastische plek met veel historie en natuur? Zinzia Zorggroep en Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) nodigen u van harte uit voor een publiekswerkdag op zaterdag 23 april. We verzamelen in de landbouwschuur op landgoed Oranje Nassau’s Oord aan de Kortenburg 4 in Wageningen. De dag begint om 10.00 uur en duurt tot ongeveer 14.00 uur. U kunt u voor deze dag aanmelden bij SLG, 026-3537444 of stuur een mail naar info@landschapsbeheergelderland.nl. U ontvangt dan een brief met de details.

landschapsbeheer“Natuur en cultureel erfgoed behouden voor de toekomst”
Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) en Zinzia zoeken mensen die het leuk vinden om in een werkgroep twee tot vier keer in de maand actief bezig te zijn op het landgoed. Onder deskundige begeleiding van de boswachter kunt u aan de slag in het bos, het beekdal of het park. Iedereen uit de omgeving is welkom: jong, oud, werkend, zonder werk, man of vrouw. “Vrijwilligers zijn belangrijk om dit mooie stuk natuur en cultureel erfgoed te behouden voor de toekomst. Hun inzet wordt enorm gewaardeerd. Ik hoop dan ook dat de vrijwilligers er zelf veel plezier en voldoening aan beleven”, aldus boswachter Frans Alberts.
zinzia

Werkgroepdag 23 april
Op de werkgroepdag wordt u gastvrij ontvangen door Zinzia en SLG. U maakt kennis met landgoed ONO tijdens een rondleiding en na een heerlijke lunch gaan we aan de slag met een paar werkzaamheden op het landgoed. U heeft een mooie en actieve dag en kunt kennis maken met het groene vrijwilligerswerk. Als u vrijwilliger in de landgoedwerkgroep wilt worden, kunt u tijdens deze dag ook uw wensen aangeven. Wilt u één keer per maand helpen of heeft u misschien elke dinsdag de tijd? Dit is allemaal bespreekbaar.

Aanmelden
Als u komt, moet u zich tevoren aanmelden bij SLG (info@landschapsbeheergelderland.nl o.v.v. werkdag ONO) en vermeldt daarbij het aantal mensen waarmee u komt. Dit vanwege de lunches en het aantal gereedschap die er moeten zijn voor iedereen. Draag stevige schoenen met platte zolen (werkschoenen, wandelschoenen, laarzen) en gemakkelijke kleding die een stootje kan hebben of modderig mag worden.

Alvast bedankt voor uw aanmelding en hopelijk tot ziens op 23 april
Kijk voor meer informatie op www.landschapsbeheergelderland.nl en www.zinzia.nl.

Groot bronkruid

Groot bronkruid: minuscule topsoort van het Renkums beekdal

Het zeldzame Groot bronkruid is zeer karakteristiek voor kalkarme bronbeken. Langs de zuidrand van de Veluwe is het voorkomen tegenwoordig vrijwel beperkt tot het Renkums beekdal.

In het voorjaar van 2015 heeft Floron Gelderland (Floristisch Onderzoek Nederland) een bezoek gebracht aan het Renkums beekdal om de groeiplekken van Groot bronkruid in kaart te brengen. De soort bleek veel talrijker dan gedacht.

Groot bronkruid (Montia fontana) Foto Erik Slootweg. Groot en opvallend is de soort bepaald niet. Groot is de plant zelfs niet eens in vergelijking met het veel algemenere Klein bronkruid (Montia minor), want de grootte is allerminst een betrouwbaar determinatiekenmerk. De twee soorten zijn moeilijk uit elkaar te halen. Alleen de zaden zijn duidelijk verschillend.
Groot bronkruid (Montia fontana) Foto Erik Slootweg. Groot en opvallend is de soort bepaald niet. Groot is de plant zelfs niet eens in vergelijking met het veel algemenere Klein bronkruid (Montia minor), want de grootte is allerminst een betrouwbaar determinatiekenmerk. De twee soorten zijn moeilijk uit elkaar te halen. Alleen de zaden zijn duidelijk verschillend.

Groot bronkruid groeit soms samen met de al even zeldzame Klimopwaterranonkel, zie de blog van februari. Beide soorten zijn al in de negentiende eeuw gevonden in het Renkums beekdal. Tot 2013 was Groot bronkruid bij ons echter alleen bekend van de Oliemolenbeek achter de watermolen van Quadenoord, in het middendeel van het beekdal. In dat jaar vonden we Groot bronkruid ook verder stroomafwaarts, bij het Slangengat. In 2014 bovendien direct ten noorden van de Bennekomseweg. De indruk was dus dat Groot bronkruid talrijker was dan we altijd dachten. Vanwege de vroege bloei wordt de verspreiding van de soort bij inventarisaties meestal niet volledig in kaart gebracht. Ook bij de inventarisaties van 2014 (KNNV en Bureau Waardenburg) is dat niet gebeurd. Bovendien was toen alleen het zuiden van beekdal onderzocht (het deel ten zuiden van de Bennekomseweg).

Tijdens de inventarisatie van 2015 bleek inderdaad dat Groot bronkruid op diverse plekken aanwezig is in het beekdal (zie kaartje).

In de Oliemolenbeek komt Groot bronkruid voor tussen het Everwijnsgoed en Quadenoord, over een beektraject van circa 500 meter. Dit beektraject is niet vrij toegankelijk en wordt zelden bezocht. Staatsbosbeheer is eigenaar van de oevers van de beek en het traject wordt door het waterschap geschoond. De gronden grenzend hieraan zijn in gebruik als paardenweide. De bekende groeiplaats stroomopwaarts van Quadenoord bleek in 2015 minder goed ontwikkeld dan in andere jaren. Waarschijnlijk varieert het voorkomen daar van jaar tot jaar, wat deels samen zal hangen van schoningsactiviteiten van het waterschap. Groot bronkruid groeide in 2015 vooral in de oeverzone van de beek, samen met onder andere Moerasmuur, Holpijp en Veldrus. Op een paar plekken zijn ook in het centrum van de beek planten aanwezig (zie foto). Groot bronkruid vormt daar drijvende plakkaten tussen het Sterrenkroos en Groot moerasscherm. Waarschijnlijk kan Groot bronkruid zich langs de beek verspreiden via afbrekende op de knopen wortelende stengeltjes.

De beken verder stroomopwaarts zijn minder geschikt als groeiplaats voor Groot bronkruid omdat ze grotendeels beschaduwd zijn en waarschijnlijk ook te zuur: daar kan Groot bronkruid niet goed tegen. Om dezelfde reden komt Groot bronkruid niet voor in de Molenbeek, de beek op de oostflank van het beekdal. Deze stond tot voor enkele jaren geleden meestal droog, maar bevat in de laatste jaren wel voortdurend water.

Groot bronkruid met Sterrenkroos en Groot moerasscherm in de Oliemolenbeek tussen het Everwijnsgoed en Quadenoord. Foto Hans Inberg.
Groot bronkruid met Sterrenkroos en Groot moerasscherm in de Oliemolenbeek tussen het Everwijnsgoed en Quadenoord. Foto Hans Inberg.

In de omgeving van de Halveradsbeek (centraal in het beekdal, vooral tussen informatiecentrum De Beken en het vlonderpad) hebben we ook diverse nieuwe groeiplekken ontdekt van Groot bronkruid, zowel in de beek zelf als op plas-drasplekken. De soort was eerder alleen bekend van de Oliemolenbeek. De planten kunnen er niet via het water in terecht zijn gekomen, want de beken staan niet met elkaar in verbinding. Zaden of stengels kunnen wel met mens of dier zijn verspreid.

Stroomafwaarts, op het Beukenlaanterrein, is geen Groot bronkruid gevonden. Dit terrein is pas sinds kort ingericht als natuurgebied en is nog sterk in ontwikkeling. Waarschijnlijk zijn de bodem en waterkwaliteit hier nog niet goed genoeg. Wellicht kan de soort zich hier op termijn vestigen als de voedselrijkdom hier afneemt.

Artikel in een iets gewijzigde vorm overgenomen uit Floronia, het periodiek van Floron Gelderland, met Erik Slootweg als coauteur.

Renkums Beekdal met de groeiplaatsen van Groot bronkruid. Met dank aan Erik Slootweg.
Renkums Beekdal met de groeiplaatsen van Groot bronkruid. Met dank aan Erik Slootweg.