Ga naar de inhoud
De natuur van het Renkums Beekdal

De natuur van het Renkums Beekdal

Welkom in dit schitterende natuurgebied

  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram

Tag: blog

Introductie en mussen

Introductie en mussen

Introductie
De natuur: mijn inspiratiebron. Die enorme rijkdom en de seizoenen raken me steeds weer. Vogels stelen mijn hart. Daarom ga ik zelden zonder kijker op stap. Niet speciaal op zoek naar nieuwe soorten, wel om het gedrag te bespieden. Fascinerend hoe ze zich – met al hun kwetsbaarheid – weten te handhaven. Ook wonderbaarlijk hoe de natuur zichzelf in evenwicht houdt. De komende tijd lees je hier in vogelcolumns over mijn verwondering en belevenissen. In mijn eerste verhaal “Mussen?” ontdek je hoe het allemaal begon…
Lies van Leeuwen, natuurgids bij Stichting Renkums Beekdal en Staatsbosbeheer.

Mussen?
Januari 1986. Ik kijk uit het raam de tuin in. Op de voederplank zitten wel vijftien vogels. “Tjee”, zeg ik tegen mijn vriendin, ”Wat geef jij veel mussen te eten!” Verontwaardigd komt ze naar me toe en inspecteert de voederplank. “Mussen? Er zit geen enkele mus op die voederplank”.
Ze pakt haar verrekijker: spot vier groenlingen, vijf vinken, zelfs twee appelvinken, twee sijsjes en drie koolmeesjes. En op de grond nog een roodborstje.
Oei, betrapt… Geen enkele mus! Duidelijk: ik weet niet veel van vogels behalve dan dat ik meen de mus, de merel en de spreeuw te kunnen herkennen.
Mijn vriendin geeft me de kijker. En vertelt over de grootte, de kleuren van de veren en de snavel. De snavel laat bijvoorbeeld zien wat de vogeltjes eten.
Ze haalt er een vogelboek bij.
Mijn vriendin ziet zelfs het verschil tussen de mannetjes en vrouwtjes van elk soort. Terwijl ik denk dat het om een ander exemplaar gaat.
Verbazing, bewondering en nieuwsgierigheid overspoelen mij. Nog nooit heb ik zo naar vogels gekeken.
En dan hebben we het nog niet over hun zangkwaliteiten. In de winter zijn ze stil. Zingen heeft dan geen functie – hoor ik van de kenner. Wel in het voorjaar. Dan moeten de mannetjes hun territorium verdedigen en de vrouwtjes lokken.
Omgehaald laat ik me verleiden om met de verrekijker in de hand de natuur in te trekken. Vogels spotten. In bossen, bij plassen en langs rivieren. Elk seizoen valt er weer iets nieuws te beleven.
Ik kijk letterlijk mijn ogen uit. Elk jaar leer ik een paar nieuwe soorten kennen. Sommigen kan ik nu zelfs herkennen aan de zang.
Een vogelaar ben ik niet; noem me een vogelliefhebber.
© 2017 Lies van Leeuwen – Renkum

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Lies van LeeuwenGeplaatst op 21 december 201718 april 2018Categorieën Blog Lies van Leeuwen, Fauna, VogelsTags blog, Lies van Leeuwen, vogels

Blog Hans Inberg: Klimopwaterranonkel: Parel van de Renkumse Beken

Blog Hans Inberg: Klimopwaterranonkel: Parel van de Renkumse Beken

Klimopwaterranonkel is één van de meest typische planten van het Renkums Beekdal. Het Renkums Beekdal is de enige plek op de Zuid-Veluwe waar deze soort nog voorkomt. Deze zeldzame soort is al jaren bekend van ons beekdal, al sinds 1849! Bij een inventarisatie van Floron-Gelderland (Floron = Floristisch onderzoek Nederland) in het voorjaar van 2015 zijn de actuele groeiplaatsen van deze soort in kaart gebracht. De plant groeit vaak samen met Groot bronkruid, een andere zeldzame soort die al even karakteristiek is voor het Renkums Beekdal. Over Groot bronkruid meer in een volgende blog.

De kleine Ranunculus hederaceus is relatief gemakkelijk te bewonderen vanaf het vlonderpad, en groeit in het natste deel van de vallei. De blaadjes lijken op miniatuur klimopbladeren, vandaar de naam. Met een beetje goed zoeken kun je de plant het hele jaar door vinden. De bloei is in het late voorjaar. De bloemen zijn weinig opvallend. De kleine witte bloempjes hebben een geel hartje. Dit in tegenstelling tot de (echte) boterbloemen, die helemaal geel zijn. Klimopwaterranonkel groeit vaak samen met de algemene Blaartrekkende boterbloem. In niet-bloeiende (vegetatieve) toestand lijken de blaadjes van beide soorten wel op elkaar, maar die van een boterbloem glanzen veel meer (een ezelsbruggetje ligt voor de hand; de blaadjes glanzen veel meer bij de boterbloem; de boterglans heeft echter betrekking op de glans op de gele kroonblaadjes). De vruchtjes van de Klimopwaterranonkel worden met het water of door dieren verspreid.

Klimopwaterranonkel geeft milieuomstandigheden aan die vrij bijzonder zijn: ondiep water dat in de zomer min of meer droogvalt (‘plas-dras-plekken’ met veel open plekken) en in de winter niet of zelden bevriest. De plant moet namelijk in het voorjaar al tot ontwikkeling komen en dat gaat het meest eenvoudig als de bladeren in de winter al aanwezig zijn. Door vroeg in het jaar al te beginnen, is ie zijn concurrenten, hoge moerasplanten die veel licht wegnemen, te snel af. Water dat niet bevriest was ooit zeldzaam in Nederland. In bronmilieus kwam het wel voor, vandaar dat de plant bij ons relatief veel voorkomt in bronmilieus en vooral een West-Europese verspreiding heeft (zeeklimaat). Maar niet bevriezend water is niet de enige factor die het voorkomen van de plant bepaalt: anders zou de soort nu veel algemener zijn geworden, nu water minder vaak bevriest door de klimaatverandering. De meeste watertypen zijn echter te voedselrijk voor deze soort. Bovendien zijn plas-dras-plekken met open plekken relatief zeldzaam. Klimopwaterranonkel groeit ook vooral op plekken met licht stromend water, wellicht vanwege een zuurstofbehoefte. Dat soort plekken zijn niet zo algemeen in dit vlakke land, maar wel wat talrijker langs de flanken van onze Veluwe. Tenslotte vestigt de plant zich relatief moeilijk. Over zaadverspreiding vertel ik meer in een ander blog.

Klimopwaterranonkel groeit in het Renkums beekdal in de Halveradsbeek (de beek midden in het beekdal bij van het bezoekerscentrum) tussen de Hartense weg en de Bennekomse weg. Ook komt de plant voor in de Oliemolenbeek verder stroomopwaarts, tussen de Bennekomse weg en Quadenoord. Enkele jaren geleden is een deel van de Halveradsbeek gedempt, met als doel het verdroogde beekdal verder te vernatten. Uiteindelijk heeft dit positief uitgepakt voor deze soort, maar het had ook mis kunnen gaan, omdat veel planten op de oever groeiden van deze voormalige rechtgetrokken beek. In theorie hadden alle groeiplaatsen bij de werkzaamheden vernietigd kunnen worden, maar dat is duidelijk niet gebeurd. Sterker nog, de vernatting die het dempen van de beek tot gevolg heeft gehad, heeft geleid tot nieuwe plas-dras situaties en nieuwe kiemplanten. De soort is nu duidelijk talrijker dan vóór de ingreep.

Ook in de jaren 70 heeft de Klimopwaterranonkel in het beekdal al de nodige discussie opgeleverd. Van een groeiplaats in een paardenwei ten noorden van de Bennekomse weg werd gevreesd dat de paardenbegrazing te intensief was. Iemand anders betwijfelde dit en stelde dat juist begrazing zorgt voor nieuwe pionierplekken, die essentieel zijn voor deze soort. Het is niet bekend wie er gelijk heeft gehad. De betreffende groeiplaats is inmiddels verdwenen, maar dat kan ook aan andere factoren hebben gelegen.

Er is een goede toekomst voor de Klimopwaterranonkel in het Renkums Beekdal, zolang het beekdal maar nat genoeg blijft, de waterstanden fluctueren, het water enigszins stroomt en de bodem niet te voedselrijk of te voedselarm is. Wellicht zal de soort zich ook gaat vestigen in het Beukenlaan terrein, het voormalige industrieterrein. De zaden worden waarschijnlijk met het beekwater aangevoerd vanaf de bestaande groeiplaatsen. Maar om te kiemen, moet het milieu geschikt zijn voor deze soort. In 2015 is de soort er nog niet gevonden. Waarschijnlijk is de bodem nog te voedselrijk. Over dit probleem (en de vraag of het een probleem is) meer in een ander blog.

Komend voorjaar gaat Floron-Gelderland kijken of de Klimopwaterranonkel toch ook niet voorkomt in het Heelsums Beekdal. Hoewel grote delen van dit beekdal goed onderzocht zijn, zijn andere delen amper geïnventariseerd; bovendien is de soort eenvoudig te missen, zeker bij inventarisaties na de bloeitijd. Er lijken voldoende plekken te zijn waar het milieu geschikt is, maar de plant moet zich wel kunnen vestigen, en dat is geen voor de hand liggende zaak. De zaden worden vaak via het water verspreid. Maar dan zouden zaden stroomopwaarts vanaf de Rijn de Heelsumse Beek in moeten zwemmen, en dat is toch wel erg moeilijk. Maar waarschijnlijk worden zaden ook met watervogels of zoogdieren verspreid. Door de groei van de populatie in het Renkums Beekdal neemt de kans toe dat de soort zich spontaan in de Heelsumse Beek vestigt.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Hans InbergGeplaatst op 21 februari 201622 maart 2016Categorieën Blog Hans Inberg, FloraTags blog, hans, inberg

Blog Hans Inberg: Een warme kerst

Blog Hans Inberg: Een warme kerst

Pinksterbloem bloeit met Pasen, Speenkruid met Kerst

Klimaatverandering voor onze voordeur

Speenkruid (Ficaria verna subsp. verna) foto: Hans Innberg
Speenkruid (Ficaria verna subsp. verna)
foto: Hans Inberg

Ooit was Speenkruid voor mij dé soort van het begin van de lente. In de eerste maanden van het jaar speurde ik wekenlang de omgeving af om de eerste glimmende gele bloempjes te vinden. Als ik de plant eindelijk bloeiend aantrof, meestal pas in februari, was ik erg blij, want het voorjaar was begonnen. Maar die tijden zijn voorbij. Deze winter bloeide Speenkruid al met Kerst, lang vóór het begin van het voorjaar.

Groeiplaats aan de Droevendaalse steeg foto: Hans Inberg
Groeiplaats aan de Droevendaalse steeg
foto: Hans Inberg

Op een plek in Wageningen bloeide Speenkruid zelfs al op 7 december. En ook op allerlei andere plekken in Nederland werd Speenkruid in december bloeiend waargenomen, zelfs in het hoge noorden van het land.

De Kerst in 2015 was de warmste Kerst ooit. Er bloeide van alles. In totaal zijn in Nederland rond Kerst 735 plantensoorten bloeiend gevonden. Eind december organiseert Floron (Floristisch Onderzoek Nederland) de zogenaamde ‘eindejaarsplantenjacht’. Overal in het land lopen floristen (plantenkenners) een rondje van een uur door hun woonplaats en noteren alle bloeiende wilde planten die ze zien. Door dit elk jaar te doen, kan een beeld gegeven worden van de klimaatverandering voor de voordeur. Ik heb een rondje gelopen in Renkum. In een uur tijd noteerde ik 46 soorten bloeiende wilde planten. De landelijke topscore was 76, ergens in Brabant. In 2015 zijn er 5 keer meer voorjaarsbloeiers gevonden dan in 2014. In beide jaren was Madeliefje de meest gevonden soort. Deze plant heeft de mooie, maar inmiddels weinig toepasselijke bijnaam ‘meizoentje’. De Fransen noemen de plant ´pâquerette´ (paasbloempje), maar ook die naam is inmiddels achterhaald.

In het Renkums Beekdal was het rondom Kerst nog relatief rustig en ook in januari is er weinig te beleven. Weinig planten bloeien, misschien een handvol. In de bebouwde kom van het dorp bloeit daarentegen van alles. Vanwaar dit verschil? Is het warmer in het dorp? Een beetje wel. Tussen de warmte-lekkende huizen is het altijd iets warmer dan tussen de bomen en de beken. Belangrijker is dat de waterstanden in het beekdal relatief hoog zijn in de winter. Planten staan nog onder water of worden afgekoeld door koud bodemwater. Dan bloeien ze niet. Maar het verschil heeft ook te maken met de levensstrategie van de verschillende soorten. Rond Kerst bloeien vooral opportunisten: planten die meteen gaan bloeien zodra het milieu (de temperatuur) geschikt is. Vaak zijn het soorten die voorkomen in pioniermilieus, zoals tuinen en overhoekjes. Voorbeelden zijn Klein kruiskruid en Paarse dovenetel. Maar ook planten van gemaaide bermen komen weer tot bloei, omdat ze wel doorgroeien, maar niet meer worden afgemaaid. Voorbeelden zijn Scherpe boterbloem en Rode klaver.

Verder zijn er een aantal echte voorjaarsspecialisten, zoals Vroegeling en Speenkruid. Niet elke voorjaarsspecialist gaat echter ook eerder bloeien als de temperatuur eerder stijgt dan normaal. Zo bloeiden Sneeuwklokjes bijvoorbeeld nog amper met Kerst. Sommige soorten komen pas tot bloei als het even koud is geweest, daarvóór komen ze niet in actie. Andere soorten reageren op de daglengte. Pas wanneer deze lang genoeg is, beginnen ze. In beekdalen is Paarbladig goudveil één van de eerste bloeiers. Maar met Kerst bloeit dit leuke plantje nog lang niet. De plant begint elk jaar ongeveer in dezelfde week te bloeien, ergens in maart, als de dagen lang genoeg zijn. In het Renkums Beekdal was Paarbladig goudveil ooit te vinden bij het Slangegat, maar daar is ie inmiddels verdwenen. De soort was er ooit uitgezet, maar het milieu is niet geschikt genoeg; het bronwater moet voor deze plant kalkrijker zijn dan hier het geval. Bij Oosterbeek bevinden zich wel natuurlijke groeiplaatsen, langs bronnetjes met kalkrijk water. Speenkruid is relatief zeldzaam in het Renkums Beekdal en komt vooral voor langs beschaduwde beken. Rond Doorwerth is de soort talrijker. Tijdens de top van de bloei, begin maart, kleuren de bloempjes op veel plekken de bosbodem geel.

In het grasland van het Renkums Beekdal begint de bloei pas in het begin van april goed op gang te komen, dus rond Pasen in normale jaren (dit jaar valt Pasen erg vroeg). In die tijd bloeit de Pinksterbloem, maar rond Pinksteren is deze plant meestal al weer uitgebloeid. De naam suggereert dat dit vroeger anders was, toen de winters langer duurden en de plant inderdaad pas rond Pinksteren tot bloei kwam.

Hans Inberg
Hans Inberg

In de volgende blogs vertel ik meer over de voorjaarsbloeiers in het Renkums beekdal en omgeving. En over allerlei andere botanische onderwerpen. Nu eerst in winterslaap, want inmiddels is het gaan vriezen en is het dus gedaan met de vroege bloei.

Een deel van dit artikel verscheen eerder in Floronia, het periodiek van Floron Gelderland.
Het rapport over de eindejaarsplantenjacht is beschikbaar via http://www.floron.nl/plantenjacht

Schrijver: Hans Inberg

Aan het eind van de maand verschijnt er op de website van Renkums Beekdal een nieuwe blog van Hans Inberg.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Hans InbergGeplaatst op 23 januari 201621 januari 2017Categorieën Blog Hans Inberg, FloraTags blog, hans, inberg
  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram
De natuur van het Renkums Beekdal2025