Ga naar de inhoud
De natuur van het Renkums Beekdal

De natuur van het Renkums Beekdal

Welkom in dit schitterende natuurgebied

  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram

Categorie: Insecten

Bekijk hier onze berichten over insecten in het Renkums Beekdal. Heeft u een tip voor onze website? Mail dan naar webmaster@renkumsbeekdal.nl.

De Zandbijplek

De Zandbijplek

01-05-2021

Renkum heeft ‘De Wilde Bij’ geadopteerd als troetelsoort (of beter gezegd ‘-soorten’, want er komen in ons land zo’n 360 verschillende bijen voor). Op ons erf staat al jaren een groot bijenhotel. Het is dringend toe aan een opknapbeurt. Wie helpt ons bijenhotel vernieuwen?

Wie zelf een bijenhotel wil maken raad ik aan het filmpje van Pieter van Breugel te bekijken. Daarin legt hij glashelder uit waarom veel bijenhotels die in de handel zijn totaal niet deugen. En ook dat het helemaal niet moeilijk is om zelf een bijenhotel te maken. Leuk voor in de meivakantie.

Met een bijenhotel help je maar een klein deel van de wilde bijen. De meeste nestelen namelijk in de grond. Daarom hebben we op ons erf sinds kort ook een ‘Zandbijplek’. Zie de foto. Hij is genoemd naar het zandbijengeslacht Andrena, waarvan er in ons land zo’n 70 soorten voorkomen. En nu maar hopen dat de bijen het plekje snel zullen ontdekken.

Wie niet zo lang wil wachten raad ik aan om op een zonnige dag te gaan kijken op de paden van de Bennekomse hei. Daar zijn in de komende weken vele honderden Grijze zandbijen druk in de weer met graven van nesten, paren, aanslepen van stuifmeel en leggen van eitjes. Koekoeksbijen liggen op de loer om hun eitjes in het nest van een zandbij te leggen.

Het Bennekomse heitje ligt op de Hullenberg in Bennekom. Er is ook een kolonie Grijze zandbijen in de buurt van de parkeerplaats van de Oostereng. (Zie de kaartjes)

Zandbijenkolonie in de Oostereng

 

 

 

 


Zandbijenkolonie op de Bennekomse hei

 

Wim Braakhekke

Meer lezen: zie de blogs De Grijze zandbij, de Koekoeksbijtjes en Het Zandbijwaaiertje.

Reageren: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Stichting Renkums BeekdalGeplaatst op 2 mei 20211 oktober 2022Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Schrijvertjes

Schrijvertjes

Op een warme dag in februari waren ze er weer: de zwart-glanzende kevertjes, krioelend op het spiegelend oppervlak van de beek. Ik ben altijd blij als ik ze weer zie. Schrijvertjes verkondigen het voorjaar en bewijzen bovendien dat het nog goed gaat met de kwaliteit van het water. Aanvankelijk zijn het er nog weinig, maar later in het jaar brengen ze met duizenden tegelijk de beek aan het trillen.

Tijdens excursies mag ik graag van alles over ze vertellen. Hoe ze, met hun buik in het water blijven drijven dankzij hun waterafstotende dekschilden. Dat ze zich met hun behaarde achterpoten razendsnel kunnen voortbewegen. Dat ze vier ogen hebben, waarmee ze tegelijk onder en boven water kunnen kijken. Dat ze met hun antennes aan trillingen van het water voelen wanneer en waar er wat te eten valt. Dat ze leven van kleine beestjes die in het water zijn gevallen. Dat ze bij gevaar wegduiken met een luchtbel aan hun achterste. Maar dat ze ook uitstekend kunnen vliegen. En dat ze …..

Soms – terwijl het gros van het gehoor mijn betoog welwillend ondergaat – begint iemand over een ‘krinkelend, winkelend waterding’ en een ‘zwart kabotseken’. Doorgaans een dame op leeftijd. Ik haak er graag op in, want achter in mijn excursiemap weet ik het gedicht dat met deze woorden begint. Mijn generatie heeft het op school – al of niet met tegenzin – gelezen en prompt weer vergeten. Alleen het begin is bij een enkeling nog blijven hangen. Maar wat een ‘kabotseken’ is en hoe het verder gaat …?

‘Het Schrijverke’ is in 1858 geschreven door Guido Gezelle, een Vlaamse priester. In zijn thans ouderwetse bewoordingen bevraagt hij de diertjes wat hen beweegt. Zijn taal behoeft wellicht wat uitleg, maar de verzen lopen nog steeds zo soepel als een schrijvertje.
Probeer het maar.

Het Schrijverke (Gyrinus natans)

O Krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan!

Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
al zie ‘k u geen ooge, geen één.

Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?

Gij loopt over ‘t spegelend water klaar,
en ‘t water niet meer en verroert
dan of het een gladdige windtje waar,
dat stille over ‘t waterke voert.

O schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, –
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: –
Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer?

Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;
geen christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!

Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet,
of ‘t water, waarop dat ge drijft?

Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
of is het u, schrijverken zelf?

En ‘t krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ‘t bleef daar een stondeke staan:

‘Wij schrijven,’ zoo sprak het, ‘al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;

wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen Name van God!’

Guido Gezelle.
Uit: Vlaemsche dichtoefeningen, 1858.

Verklaring:
winklen: scherpe bochten maken
kabotseken: mutsje
geren: graag
spegelend: spiegelend
bediedt: betekent
kwietelen: kwelen
kapoteken: manteltje

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Stichting Renkums BeekdalGeplaatst op 5 april 20211 oktober 2022Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten, Nieuws

Fantastische vlinders

Fantastische vlinders

Foto: Staatsbosbeheer, Oranjetipje op de pinksterbloem

We hebben al wat mooie dagen gehad en de eerste vlinders zijn al weer te zien! Een echte lente aankondiger is natuurlijk de mooie grote gele citroenvlinder. De eerste zag ik al vliegen tijdens de eerste warmere dagen van het jaar. Ook de dagpauwoog heb ik gezien en de gehakkelde aurelia. Maar een van mijn lievelingsvlinders is toch wel het oranjetipje.

Dit kleine drukke vlindertje heeft witte vleugels met een donker randje en een vlekkerig patroon op de onderkant. De mannetjes hebben het kenmerkende oranje tipje aan de punten van hun voorste vleugels. Ik heb gemerkt dat ze erg moeilijk te fotograferen zijn omdat ze steeds maar weer op vliegen en dan vrolijk rondfladderen. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat de mannetjes steeds op zoek zijn naar gewillige vrouwtjes om te paren. Hij maakt een vrouwtje het hof door wild om haar heen te fladderen. Als een vrouwtje eenmaal heeft gepaard steekt ze haar achterlijf de lucht in als er een mannetje aankomt, om hem te laten weten dat hij te laat is. Dan fladdert hij dus weer verder op zoek naar andere vrouwtjes.

De waardplant van het oranjetipje zijn de pinksterbloem en Look-zonder-look. Het vrouwtje legt op een plant 1 eitje net onder een bloemknop. De rupsen zijn onopvallend grijsgroen. Een plant is meestal genoeg voor 1 rups om van te eten tot hij groot genoeg is om te verpoppen. Het is maar goed ook dat er maar 1 eitje per plant is want de rupsen zijn er niet vies van om elkaar op te eten! Pinksterbloemen zie je momenteel overal in de weides bloeien. Perfect voor de oranjetipjes dus! Let maar eens op wanneer je met zonnig weer buiten bent.

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Jaël BergwerffGeplaatst op 24 april 201924 april 2019Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, Fauna, Insecten, Vlinders

Mestkevers

Mestkevers

Je ziet ze niet licht over het hoofd, met hun blauw glanzende buik. Ze liggen dezer dagen bij bosjes op de paden; zieltogend, ondersteboven, vergeefs spartelend met hun poten. Als je ze uit mededogen overeind helpt liggen ze zo weer op hun rug.

Ze vallen nogal op, met hun lengte van 15 – 20 mm, zwart glanzende dekschilden, stevig borststuk, kleine kop, stekelige graafpoten, en gevederde antennen. Er zijn wereldwijd wel 5000 soorten beschreven, waarvan er ca. 100 voorkomen in ons land. Kennelijk hebben ze een succesformule gevonden. Er wordt op aarde dan ook heel wat mest geproduceerd. En met hun zware bepantsering zijn ze goed beschermd tegen vijanden.
De bosmestkever (Geotrupes stercorosus) leeft in bossen, hooilanden en heidevelden. Ze zijn vooral ’s nachts actief. Ze leven van de mest van paarden, koeien en andere grote dieren. Eigenlijk zijn het vegetariërs die voor-verteerde planten eten. Een stel kevers kan binnen een paar uur een fikse hoop paardenvijgen onder de grond werken.
Ze maken ook wel mestballen die ze wegrollen en elders begraven, voor eigen consumptie of voor hun larven. Voor de larven graven mannetje en vouwtje samen een tunnel van wel 60 cm diep, met meerdere kamertjes. In elk kamertje wordt een voorraad mest en een enkel ei gelegd. De engerling-achtige larven zijn wit met een oranje kop. Ze komen al na een week uit en eten per dag hun eigen gewicht aan mest. Tegen het eind van de zomer verpoppen ze. Ze overwinteren als kever en komen in het voorjaar naar boven.
Een enkele mestkever kan vele kilo’s grond per jaar verplaatsen. In bossen op zure zandgrond – waar weinig wormen en mollen voorkomen – zijn ze heel belangrijk voor het losmaken en mengen van de bodem. Doordat ze meer mest begraven dan ze opeten bevorderen ze de terugkeer van voedingsstoffen in de bodem. De oude Egyptenaren hebben hun mestkever, de scarabee, dan ook heilig verklaard.
De kevers sterven na het leggen van hun eieren. Vaak zijn ze dan geparasiteerd door mijten die aan de buikzijde tussen de poten zitten. De dode kevers worden gegeten door o.a. vossen. Hun keutels zitten aan het eind van de zomer vaak vol onverteerde dekschildjes.
Aan het eind van de zomer liggen honderden stervende kevers op hun rug te spartelen op de bospaden. Overeind helpen heeft geen zin meer. Hun taak zit er op. Geotrupes stercorosus is dan aan het eind van zijn Latijn.

Meer lezen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Mestkevers
Reageren: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

foto’s: Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Stichting Renkums BeekdalGeplaatst op 30 augustus 201830 augustus 2018Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Het Zandbijwaaiertje

Het Zandbijwaaiertje

Foto: Het volwassen mannetje van het zandbijwaaiertje heeft vleugels met een spanwijdte van 6-10 mm. ( Foto: www.eis-nederland.nl/werkgroepen/overige-insecten/waaiervleugeligen/levenswijze-waaiervleugeligen)

Een oplettende wandelaar zou in maart, op een zonnig zandpad in de Oostereng of het Bennekomse heitje, wel eens getuige kunnen zijn van de seksuele escapades van het Zandbijwaaiertje, een parasitair insect dat het grootste deel van zijn leven doorbrengt in het lichaam van een Grijze zandbij.

 Vorig jaar april en mei schreef ik over de Grijze zandbij en over Koekoeksbijtjes die inbreken in het nest van een zandbij om daar hun eitjes in te leggen. Alsof dat niet erg genoeg is worden zandbijen ook nog eens belaagd door Zandbijwaaiertjes. Dat zijn parasitaire insecten die leven in het lichaam van een zandbijvrouwtje zonder haar te doden. Hun kop-borststuk steekt als een bruin speldenknopje uit het achterlijf van een zandbij.

Een bruin speldenknopje op het achterlijf van een zandbij, dat is al wat je ziet van een volwassen vrouwtje van het Zandbijwaaiertje. (Foto: Albert de Wilde)

Volwassen vrouwtjeswaaiertjes hebben een made-achtig lijf zonder poten. Volwassen mannetjes hebben wel poten en vleugels. Zandbijwaaiertjes scheiden een stofje uit waardoor de zandbijen waarin zij leven al heel vroeg in het voorjaar hun nest verlaten, veel eerder dan niet-geparasiteerde zandbijen. De mannetjes van het waaiertje kruipen dan uit het achterlijf van hun gastvrouw en gaan op zoek naar een zandbij met een vrouwtjeswaaiertje in haar achterlijf. Vrouwtjeswaaiertjes produceren een stofje dat hun gastvrouw sloom maakt, zodat ze gemakkelijk kunnen worden benaderd door de mannetjeswaaiertjes. De heren hebben haast, want zij leven maar een paar uur.

Vrouwtjeswaaiertjes zijn levendbarend. Ze blijven in hun zandbij tot hun larven groot genoeg zijn. Half april, als de niet-geparasiteerde zandbijen uitvliegen, komen er tienduizenden piepkleine larfjes uit een vrouwtjeswaaiertje. Deze primaire larven hebben een springstaart en poten waarmee zij zich vasthouden aan het achterlijf van hun gastvrouw. Wanneer de gastvrouw een bloem bezoekt springen de waaiertjeslarven over op de bloem. Daar wachten ze op een volgende zandbij om zich aan vast te klampen en mee te liften naar diens nest.

In het nest aangekomen vreten zij zich naar binnen in een zandbijlarve en veranderen in een secundaire larve zonder poten, die leeft op kosten van de bijenlarve. Wanneer de zandbijlarve zich verpopt, verpopt ook de waaiertjeslarve en boort zijn kopje door de huid van de zandbij naar buiten. Samen overwinteren zij, in afwachting van het volgend voorjaar.

Als je in maart een slome Grijze zandbij op de grond ziet scharrelen, is deze waarschijnlijk geparasiteerd door een vrouwtje van het Zandbijwaaiertje. Heel misschien zie je dan op het achterlijf van de zandbij een of meer fladderende mannetjes van het Zandbijwaaiertje, die proberen te paren met het kopborststuk van een vrouwtjeswaaiertje dat met haar achterlijf in het achterlijf van de zandbij zit. De natuur heeft rare kostgangers.

 

Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Meer lezen:        www.repository.naturalis.nl/document/124842

www.eis-nederland.nl/werkgroepen/overige-insecten/waaiervleugeligen

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 19 februari 201819 februari 2018Categorieën Blog Wim Braakhekke, Fauna, Insecten

Koekoeksbijtjes

Koekoeksbijtjes

De Roodharige wespbij is een koekoeksbijtje. Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Roodharige_wespbij

Mei 2017 – De oplettende wandelaar, die dezer dagen loopt over het Bennekomse heitje, kan inbrekers op heterdaad betrappen.

De vorige keer ging het in deze rubriek over de vrouwtjes van de Grijze zandbij die hun nesten graven in de paden van het Bennekomse heitje. De paden zijn in maart-april bezaaid met honderden hoopjes geel zand, afkomstig uit hun nestgangen. Op een zonnige dag vliegen honderden zandbijen rond de nesten. Maar zij zijn niet alleen.
Wie even tijd neemt, ziet al snel een paar kleine bijtjes met een geel-zwart gestreept achterlijf, die een verdachte belangstelling voor de nesten aan de dag leggen. Het lijken wespjes, maar het zijn Roodharige wespbijen. Dit zijn zogenaamde ‘koekoeksbijtjes’. Het zijn ‘nestparasieten’ die – net als de gevederde koekoek – zelf geen nest maken, maar hun eitjes leggen in de broedcellen onderin de nestgang van een zandbij.
Deze inbrekers verschijnen zodra de eerste zandbijvrouwtjes terugkeren van hun voedselvluchten. De wespbijvrouwtjes patrouilleren bij de nesten van de grijze zandbij. Op zoek naar een nestgang waar al stuifmeel in zit, wat ze herkennen aan de geur. Een wespbijvrouwtje blijft in de buurt van zo’n nest en verdedigt het tegen andere wespbijvrouwtjes.
Zolang ze buiten het nest zijn, worden wespbijvrouwtjes niet verjaagd door zandbijvrouwtjes, omdat ze dezelfde geur hebben. In het nest worden ze wel aangevallen. Daarom wachten ze op een onbewaakt moment. Zodra een zandbijvrouwtje een eitje heeft gelegd en op pad gaat om stuifmeel te verzamelen voor de volgende broedcel, graaft het wespbijvrouwtje de nestgang open en glipt naar binnen. Als er een geschikte broedcel is, legt ze enkele eitjes naast het ei van de zandbij. Zo bezoekt ze een nest meerdere keren.
De eitjes van de wespbij komen eerder uit dan die van de zandbij. De larve van de wespbij die het eerst uitkomt doodt de andere wespbijeitjes, eet het ei van de zandbij op en doet zich vervolgens te goed aan de stuifmeelvoorraad in de broedcel. Na een paar weken verpopt de larve en verlaat de volwassen wespbij het nest.
Een oplettende wandelaar kan de inbrekers met hun geel-zwart gestreepte tenue gemakkelijk waarnemen en misschien zelfs betrappen op een ‘heterdaadje’.

Wim Braakhekke

Meer lezen: http://www.denederlandsebijen.nl/Nomada/N.lathburuana/Bijen.htm
Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 april 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

De grijze zandbij

De grijze zandbij

foto: Grijze zandbij aan het werk. Bron: http://www.wildebijen.nl/grijze_zandbij.html

April 2017 – De oplettende wandelaar, die in het vroege voorjaar – met of zonder hond – over het Bennekomse heitje loopt, kan het niet zijn ontgaan: honderden hoopjes zand kleuren de paden geel.

Weinig wandelaars weten dat elk hoopje het resultaat is van de noeste arbeid van een vrouwtje van de Grijze zandbij. Deze dappere dames graven elk een of twee nestgangen tot wel 50 cm diep in de verdichte bodem van het pad om er hun eitjes in te leggen. Ze leven dus niet samen in een bijenvolk, zoals de honingbij.

Het loont de moeite om op een zonnige lentedag een tijd te blijven kijken naar de bijtjes, die laag over de grond rond hun nestopeningen vliegen. Ze laten zich gemakkelijk oppakken. Geen zorg, ze hebben geen angel. De vrouwtjes zijn te herkennen aan hun grijs behaarde borststuk. De mannetje hebben bovendien een grote grijze snor.

In maart, als de bodem warmer wordt, komen de mannetjes als eerste via een klein gaatje uit de grond. Wat later komen ook de vrouwtjes tevoorschijn, om direct te worden belaagd door seks-beluste mannetjes. Neem het de heren niet kwalijk, het is het enige doel in hun leven, want zij sterven na de daad.

Na de paring graven de vrouwtjes een nieuwe nestgang. Dan verschijnen de verse hoopjes zand, met een ingang in het midden. Bij regen spoelen de hoopjes weg, zodat alleen de gaatjes overblijven. Na een koude nacht zie je de bewoonsters in de opening zich koesteren in de ochtendzon.

Zodra ze zijn opgewarmd gaan ze op zoek naar een wilgenboom om voedsel te verzamelen voor hun jongen. Daar moeten ze vaak honderden meters voor vliegen. Als ze terug komen zijn ze beladen met gele klonten stuifmeel aan hun achterpoten.

Met wat nectar kneden ze het stuifmeel tot balletjes die ze deponeren in een van de 6 tot 10 broedcellen onderin de nestgang. Na een aantal voedselvluchten leggen ze er een eitje bij en beginnen ze de volgende cel te vullen met voedsel. Als ze in alle cellen een eitje hebben gelegd sterven ook de vrouwtjes.

Een paar weken later komen de larven uit de eitjes. Zij doen zich eerst te goed aan de voedselvoorraad en omhullen zich daarna met een cocon. Ze verpoppen in de zomer en overwinteren als volwassen bij, om in het volgende voorjaar uit hun nest te kruipen.

’s Winters zijn de nestgangen onzichtbaar en loopt de argeloze wandelaar nietsvermoedend over een kolonie zandbijen.

Auteur: Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 maart 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Vlinderstroken

Vlinderstroken

foto Staatsbosbeheer: Groot dikkopje

Regelmatig wordt mij gevraagd waarom er stukken niet zijn gemaaid in het beekdal. Stroken ruige vegetatie is blijven staan. ‘Gaan jullie dat nog maaien?’ of ‘het is daar zeker te nat?’ vraagt men dan. Geen van twee is van toepassing. Het gaat hier om vlinderstroken. Elk jaar worden een aantal stroken met piket paaltjes met een oranje punt uitgezet die niet gemaaid worden eind van de zomer.

In deze stroken kunnen planten nog nabloeien. Dit is belangrijk voor de dagvlinders die nog opzoek zijn naar nectar voordat het winter wordt. Ook vinden bijvoorbeeld watersnippen en dwergmuizen hier een schuilplaats in de winter.

Vlindersoorten die kenmerkend zijn voor extensief beheerde graslanden (dat wil zeggen dat ze maar een keer per jaar gemaaid worden) overwinteren vaak als rups. De rupsen zijn aan het begin van de winter nog onvolgroeid en zoeken een schuilplaats in de pollen van de gewassen die zijn blijven staan.

Foto: Staatsbosbeheer
Het Hooibeestje kun je vrij makkelijk zien in het Renkums beekdal

Een voorbeeld hiervan is het Hooibeestje. Wanneer het voorjaar aanbreekt en alles weer gaat groeien en bloeien beginnen deze rupsen aan een tweede vreetsessie. Nu groeien ze dik en rond en kunnen ze gaan verpoppen. Tussen mei en september kun je de vlinders zien vliegen. Deze leggen hun eitjes en als de rupsen uit komen begint de cyclus opnieuw.

Een zeldzame soort die hier in het beekdal gezien kan worden is de bruine vuurvlinder. Deze vlinder heeft zelfs twee generaties in een jaar. De rupsen die in de strooisel laag overwinteren vliegen in Mei –Juni en leggen dan hun eitjes. In Juni-Juli kun je weer rupsen tegen komen die in augustus als vlinder rondvliegen. De kinderen van deze exemplaren zullen weer als rups overwinteren.

Elk jaar worden weer nieuwe plekken uitgekozen om als vlinderstrook te fungeren. Op deze manier houd je toch het grasland doordat elk stuk toch regelmatig gemaaid wordt.

Voor meer informatie over vlinders kun je kijken op www.vlindernet.nl

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Jaël BergwerffGeplaatst op 23 maart 201726 juni 2017Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, VlindersTags bergwerff, dikkopje, hooibeestje, jaël, maaien, staatsbosbeheer, vlinder, vlinderstroken

Van industrieterrein naar vlinderidylle in Renkumse beekdal

Van industrieterrein naar vlinderidylle in Renkumse beekdal

De afgelopen jaren is in het dal van de Renkumse beek hard gewerkt om een industrieterrein om te vormen tot natuur. Een zeldzame gebeurtenis, want in de regel gaat dat andersom. Met uitrijden van maaisel uit een ander beekdal is dit proces onlangs afgerond en wordt alle ruimte geboden voor ontwikkeling van een bloemrijke vlinderidylle.

Lees verder “Van industrieterrein naar vlinderidylle in Renkumse beekdal”

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Stichting Renkums BeekdalGeplaatst op 9 november 20149 november 2014Categorieën Vlinders
  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram
De natuur van het Renkums Beekdal2025