Ga naar de inhoud
De natuur van het Renkums Beekdal

De natuur van het Renkums Beekdal

Welkom in dit schitterende natuurgebied

  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram

Categorie: Fauna

Bekijk hier onze berichten over de fauna in het Renkums Beekdal. Heeft u een tip voor onze website? Mail dan naar webmaster@renkumsbeekdal.nl.

Van dril tot kikker, wat gaat dat snel!

Van dril tot kikker, wat gaat dat snel!

Paddensnoeren, verse paddensnoeren in een poeltje, Foto: Staatsbosbeheer

Kikkerdril, je ziet dat de larven al zwemstaartjes hebben gekregen, foto: Staatsbosbeheer,

5 april;
Heerlijk dat zonnetje! De temperatuur stijgt en de zon schijnt en iedereen kijkt vrolijk! Voor mij zijn de eerste tekenen van de lente vaak de kikkers in mijn vijver die weer actief worden. Bij een graat of 8 krijgen ze er zin in en worden wakker uit de blubberlaag op de bodem waar ze overwinterd hebben. Het is de bruine kikker die als eerste samen met de gewone pad de lente inluidt.
De bruine kikker is een land kikker die alleen in het water zit met de paartijd en om eieren te leggen. Daarna trekt hij het land op en zit onder boomstammen of tussen het blad op de grond. Afhankelijk van de temperatuur hoor je ze in maart/april hun lage roep doen vanuit het water. Hun kwaakblaas zit op hun keel die je ziet opbollen met het kwaken. Dit in tegenstelling tot de groene kikkers die de kwaakblazen aan de zijkanten van hun keel hebben, twee dus.
De gewone pad overwinterd op het land en wanneer de temperatuur de 8 graden aantikt gaan ze aan de wandel opzoek naar hun geboorte water. Ze trekken vanuit het bos waar ze goed verscholen de winter hebben doorgebracht naar sloten, poelen en vijvers om te paren en hun eieren af te zetten. Vaak vinden ze onderweg al een partner waarmee ze verder willen. Ze gaan dan in de zogenaamde amplexus houding waarbij het mannetje op de rug van het grotere vrouwtje gaat zitten en zijn voorpoten onder haar oksels klemt. Deze greep is zo stevig dat je ze niet van elkaar kunt krijgen. Met het mannetje op de rug loopt (want padden springen niet, zoals kikkers) het vrouwtje naar het water.
10 april;
Onderweg kan het nog best gevaarlijk zijn. Er moeten soms wegen overgestoken worden en dan is er niet alleen de kans platgereden te worden maar ook om tegen de onderkant van een auto gezogen te worden wanneer deze te hard rijdt. Gelukkig zijn er op plaatsen waar veel paddentrek is schermen langs de weg aangelegd waardoor de padden naar speciale paddentunnels of naar ingegraven emmers geleid worden. Deze emmers worden dan door vrijwilligers aan de andere kant van de weg geleegd waarmee ze de padden de weg over helpen.
Even terug naar de amplexus. De bruine kikker kent deze ook maar hier beklimt het mannetje het vrouwtje pas in het water, nadat hij haar heeft ingepalmd met zijn roep. Het is niet zo dat het mannetje het vrouwtje bevrucht. Bij padden en kikkers worden de eieren bevrucht tijdens de paring. Wanneer het vrouwtje de eitjes legt, sproeit het mannetje zijn zaad er over om het te bevruchten. Door het water zwellen de eieren op, en dan heb je de bekende klompen kikkerdril of paddensnoeren met de zwarte stipjes er in. Inderdaad, kikkers leggen klompen kikkerdril waarbij de eitjes als een klont aan elkaar gekleeft zitten, en padden leggen een lang snoer van dril die als een kralenketting om stengels van waterplanten gewikkeld kan worden.
En nu maar wachten tot ze uitkomen…. Als de temperatuur hoog is en er een lekker zonnetje schijnt kan dat heel snel gaan!
19 april;
De resten van de dril is nog her en der te vinden maar de larven zijn al lang en breed uitgekomen! Zo zie je maar hoe hard dat gaat met dit weer! De achterstand die de natuur had door het koude weer in Maart is nu snel ingelopen. De kikker- en paddenvisjes eten nog een tijdje van de dril want hierin zitten belangrijke voedingsstoffen. Nu gaan ze zwemmen en op zoek naar eten. Ze zijn in eerste instantie planteneters maar als ze pootjes krijgen veranderen ze naar vleeseters. Uiteindelijk moeten ze natuurlijk insecten gaan vangen! De achterpoten komen eerst en daarna de voorpoten. Dan wordt het staartje langzaam in het lichaam opgenomen en heb je een kikkertje of een padje!

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Jaël BergwerffGeplaatst op 3 mei 20183 mei 2018Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, Fauna

Roodborstje

Roodborstje

Bron foto: Vogelbescherming

Roodborstje zit op een tak, twee meter bij mij vandaan.
Ik op het “Frankenbankje”.
Beiden met uitzicht op de Paradijsbeek….

Het laat zich horen, steeds luider.
Trekt zo mijn aandacht dat ik stop met schrijven.
Een parelende zang. Fragiel en ijl. Klaterend gekweel… eerst aarzelend, dan fier.
Alsof het wil zeggen: zie je me nu eindelijk?
Ik kijk het aan, groet, en ga door met schrijven…

Even later landt het roodborstje naast me op de bank.
Vriendelijk kijkt het me aan, met die slimme, zwarte kraalogen.

De egaal oranje kop en borst kan ik goed zien, evenals het fijne snaveltje en de ranke pootjes. Een innemende verschijning. Beslist niet schuw.

Ik dwing mezelf stil te blijven zitten.
Een paar centimeter hupt het in mijn richting.
Oh, de partner komt er ook nog bij…
Voorzichtig huppen ze samen naar me toe. Borst fier vooruit. Trots.
Bijna aaibaar, maar dat lijkt maar zo. Eerder nieuwsgierig. Bedachtzaam verplaatsen ze zich, hun kop met enige regelmaat achterover gooiend.
Bijzonder: alleen tijdens het broedseizoen zie je ze met soortgenoten. Dan verdedigen ze samen hun territorium.

Het lijkt dat ze me iets willen zeggen… maar wat?
Zit ik in hun territorium? Vorm ik een gevaar? Of vinden ze me leuk?
Als wij vogels ooit kunnen verstaan, wat komen we dan allemaal te weten over ons soort, de mens?
Roodborstjes houden zich graag op in de buurt van mensen. Hun nieuwsgierige gedrag maakt hen een van de meest geliefde en bekende zangvogels.

In de winter komen ze bedelen in de bebouwde kom. Wanneer er sneeuw ligt en ze moeilijk voedsel kunnen vinden. Als eerste aanwezig op de voedertafel, of rondscharrelend op de grond. Altijd op hun hoede.

Buiten het broedseizoen leven ze in hun eigen territorium, als echte individualisten.
Dulden geen soortgenoten in hun buurt. Anderen jagen ze resoluut weg, fel en agressief.
Om hun aanwezigheid duidelijk te maken, zingen ze het hele jaar door luid.
Heel bijzonder, dat ijle geluid midden in de winter. Een verwijzing naar de lente…

Altijd gedacht dat het standvogels zijn, die alle seizoenen in hun territorium verblijven.
Nu blijken “de onzen” in de herfst naar het zuiden te trekken. Hun soortgenoten uit het noorden overwinteren hier. Zo zien we roodborsten het hele jaar door. Maar wel steeds andere…

Waar ze ook vandaan komen: door een kleine beweging verdwijnen ze in de bosjes, die
vertederende vogeltjes.

©2018 Lies van Leeuwen – Renkum
Reacties kunt u sturen naar info@renkumsbeekdal.nl t.a.v. Lies van Leeuwen.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Lies van LeeuwenGeplaatst op 26 april 201828 april 2018Categorieën Blog Lies van Leeuwen, VogelsTags roodborstje, vogels

Het Zandbijwaaiertje

Het Zandbijwaaiertje

Foto: Het volwassen mannetje van het zandbijwaaiertje heeft vleugels met een spanwijdte van 6-10 mm. ( Foto: www.eis-nederland.nl/werkgroepen/overige-insecten/waaiervleugeligen/levenswijze-waaiervleugeligen)

Een oplettende wandelaar zou in maart, op een zonnig zandpad in de Oostereng of het Bennekomse heitje, wel eens getuige kunnen zijn van de seksuele escapades van het Zandbijwaaiertje, een parasitair insect dat het grootste deel van zijn leven doorbrengt in het lichaam van een Grijze zandbij.

 Vorig jaar april en mei schreef ik over de Grijze zandbij en over Koekoeksbijtjes die inbreken in het nest van een zandbij om daar hun eitjes in te leggen. Alsof dat niet erg genoeg is worden zandbijen ook nog eens belaagd door Zandbijwaaiertjes. Dat zijn parasitaire insecten die leven in het lichaam van een zandbijvrouwtje zonder haar te doden. Hun kop-borststuk steekt als een bruin speldenknopje uit het achterlijf van een zandbij.

Een bruin speldenknopje op het achterlijf van een zandbij, dat is al wat je ziet van een volwassen vrouwtje van het Zandbijwaaiertje. (Foto: Albert de Wilde)

Volwassen vrouwtjeswaaiertjes hebben een made-achtig lijf zonder poten. Volwassen mannetjes hebben wel poten en vleugels. Zandbijwaaiertjes scheiden een stofje uit waardoor de zandbijen waarin zij leven al heel vroeg in het voorjaar hun nest verlaten, veel eerder dan niet-geparasiteerde zandbijen. De mannetjes van het waaiertje kruipen dan uit het achterlijf van hun gastvrouw en gaan op zoek naar een zandbij met een vrouwtjeswaaiertje in haar achterlijf. Vrouwtjeswaaiertjes produceren een stofje dat hun gastvrouw sloom maakt, zodat ze gemakkelijk kunnen worden benaderd door de mannetjeswaaiertjes. De heren hebben haast, want zij leven maar een paar uur.

Vrouwtjeswaaiertjes zijn levendbarend. Ze blijven in hun zandbij tot hun larven groot genoeg zijn. Half april, als de niet-geparasiteerde zandbijen uitvliegen, komen er tienduizenden piepkleine larfjes uit een vrouwtjeswaaiertje. Deze primaire larven hebben een springstaart en poten waarmee zij zich vasthouden aan het achterlijf van hun gastvrouw. Wanneer de gastvrouw een bloem bezoekt springen de waaiertjeslarven over op de bloem. Daar wachten ze op een volgende zandbij om zich aan vast te klampen en mee te liften naar diens nest.

In het nest aangekomen vreten zij zich naar binnen in een zandbijlarve en veranderen in een secundaire larve zonder poten, die leeft op kosten van de bijenlarve. Wanneer de zandbijlarve zich verpopt, verpopt ook de waaiertjeslarve en boort zijn kopje door de huid van de zandbij naar buiten. Samen overwinteren zij, in afwachting van het volgend voorjaar.

Als je in maart een slome Grijze zandbij op de grond ziet scharrelen, is deze waarschijnlijk geparasiteerd door een vrouwtje van het Zandbijwaaiertje. Heel misschien zie je dan op het achterlijf van de zandbij een of meer fladderende mannetjes van het Zandbijwaaiertje, die proberen te paren met het kopborststuk van een vrouwtjeswaaiertje dat met haar achterlijf in het achterlijf van de zandbij zit. De natuur heeft rare kostgangers.

 

Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Meer lezen:        www.repository.naturalis.nl/document/124842

www.eis-nederland.nl/werkgroepen/overige-insecten/waaiervleugeligen

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 19 februari 201819 februari 2018Categorieën Blog Wim Braakhekke, Fauna, Insecten

Introductie en mussen

Introductie en mussen

Introductie
De natuur: mijn inspiratiebron. Die enorme rijkdom en de seizoenen raken me steeds weer. Vogels stelen mijn hart. Daarom ga ik zelden zonder kijker op stap. Niet speciaal op zoek naar nieuwe soorten, wel om het gedrag te bespieden. Fascinerend hoe ze zich – met al hun kwetsbaarheid – weten te handhaven. Ook wonderbaarlijk hoe de natuur zichzelf in evenwicht houdt. De komende tijd lees je hier in vogelcolumns over mijn verwondering en belevenissen. In mijn eerste verhaal “Mussen?” ontdek je hoe het allemaal begon…
Lies van Leeuwen, natuurgids bij Stichting Renkums Beekdal en Staatsbosbeheer.

Mussen?
Januari 1986. Ik kijk uit het raam de tuin in. Op de voederplank zitten wel vijftien vogels. “Tjee”, zeg ik tegen mijn vriendin, ”Wat geef jij veel mussen te eten!” Verontwaardigd komt ze naar me toe en inspecteert de voederplank. “Mussen? Er zit geen enkele mus op die voederplank”.
Ze pakt haar verrekijker: spot vier groenlingen, vijf vinken, zelfs twee appelvinken, twee sijsjes en drie koolmeesjes. En op de grond nog een roodborstje.
Oei, betrapt… Geen enkele mus! Duidelijk: ik weet niet veel van vogels behalve dan dat ik meen de mus, de merel en de spreeuw te kunnen herkennen.
Mijn vriendin geeft me de kijker. En vertelt over de grootte, de kleuren van de veren en de snavel. De snavel laat bijvoorbeeld zien wat de vogeltjes eten.
Ze haalt er een vogelboek bij.
Mijn vriendin ziet zelfs het verschil tussen de mannetjes en vrouwtjes van elk soort. Terwijl ik denk dat het om een ander exemplaar gaat.
Verbazing, bewondering en nieuwsgierigheid overspoelen mij. Nog nooit heb ik zo naar vogels gekeken.
En dan hebben we het nog niet over hun zangkwaliteiten. In de winter zijn ze stil. Zingen heeft dan geen functie – hoor ik van de kenner. Wel in het voorjaar. Dan moeten de mannetjes hun territorium verdedigen en de vrouwtjes lokken.
Omgehaald laat ik me verleiden om met de verrekijker in de hand de natuur in te trekken. Vogels spotten. In bossen, bij plassen en langs rivieren. Elk seizoen valt er weer iets nieuws te beleven.
Ik kijk letterlijk mijn ogen uit. Elk jaar leer ik een paar nieuwe soorten kennen. Sommigen kan ik nu zelfs herkennen aan de zang.
Een vogelaar ben ik niet; noem me een vogelliefhebber.
© 2017 Lies van Leeuwen – Renkum

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Lies van LeeuwenGeplaatst op 21 december 201718 april 2018Categorieën Blog Lies van Leeuwen, Fauna, VogelsTags blog, Lies van Leeuwen, vogels

Reeënliefde

Reeënliefde

foto: Staatsbosbeheer

Eind juli/begin augustus zijn reeën maar met één ding bezig: vrouwtjes versieren. De bronsttijd is begonnen. In deze periode zijn de reeën op de Veluwe aan het begin van de jaarlijkse bronsttijd. Bij de bokken (mannetjes) gieren de hormonen door het lijf. De bokken zijn druk bezig indruk te maken op de geiten (vrouwtjes).

Eind juli komt de reeënbronst op gang. Bronst is de periode waarin de reeën bronstig zijn, of te wel, het is paringstijd. In deze periode zijn met name de bokken heel erg bezig met het veroveren van een partner. Ze zijn er zo op gefocust dat ze minder goed op hun omgeving letten.

De bok begint meestal met het afbakenen van zijn territorium door met zijn gewei tegen jonge boompjes te schuren en te slaan. Hij markeert op deze manier de plek met zijn geursporen. Ook krabbelt hij met zijn poten aan de grond om geur achter te laten. Deze sporen kun je goed vinden in het bos. Als er een andere bok in het gebied komt wordt het knokken. Het territorium moet verdedigd worden en dat gaat samen met geweigekletter. Reeën hebben niet zo’n groot gewei als Edelherten maar kunnen toch beschikken over een mooie zes-ender, een gewei met aan elke tak drie uiteinden.

Als je in deze tijd van het jaar reeën ziet zie je vaak dat de geit wel alert opkijkt maar de bok alleen maar achter haar aan sjouwt. Hij snuffelt aan haar achterste en loopt soms hele rondjes achter haar aan. De geiten scheiden een geur af en maken een soort fluitend geluid waarmee ze de bok roept. De bok daarentegen maakt een soort blaffend geluid wat echt een beetje op honden geblaf lijkt.

Omdat ze letterlijk in rondjes lopen, vaak om een boom heen, kan je platgetreden cirkels vinden in het bos. Vroeger dacht men dat dit werk van heksen was. De mysterieuze cirkels werden dan ook heksenkringen genoemd en men was van mening dat de heksen hier ‘s nachts rond de boom dansten.

Soms gaan de reeën in galop achter elkaar aan en dan is het oppassen. Omdat ze niet goed opletten kunnen ze zomaar de weg oprennen. In deze periode zijn er dan ook vaker aanrijdingen. Voor ons is deze periode leuk omdat je de reeën veel makkelijker kunt zien en het paringsritueel kan aanschouwen. Omdat ze zo druk zijn met elkaar hebben ze ons minder in de gaten en is de kans groter om de dieren in hun natuurlijke omgeving waar te nemen.

De collega’s van Staatsbosbeheer Flevoland hebben een mooi filmpje van de reeën bronst gemaakt met een wildcamera. Hierop kun je goed zien hoe het ritueel in zijn werk gaat.

Groet,
Boswachter Jaël Bergwerff van Staatsbosbeheer

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Stichting Renkums BeekdalGeplaatst op 29 juli 201729 juli 2017Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, Fauna, ZoogdierenTags bronst, paren, ree

Koekoeksbijtjes

Koekoeksbijtjes

De Roodharige wespbij is een koekoeksbijtje. Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Roodharige_wespbij

Mei 2017 – De oplettende wandelaar, die dezer dagen loopt over het Bennekomse heitje, kan inbrekers op heterdaad betrappen.

De vorige keer ging het in deze rubriek over de vrouwtjes van de Grijze zandbij die hun nesten graven in de paden van het Bennekomse heitje. De paden zijn in maart-april bezaaid met honderden hoopjes geel zand, afkomstig uit hun nestgangen. Op een zonnige dag vliegen honderden zandbijen rond de nesten. Maar zij zijn niet alleen.
Wie even tijd neemt, ziet al snel een paar kleine bijtjes met een geel-zwart gestreept achterlijf, die een verdachte belangstelling voor de nesten aan de dag leggen. Het lijken wespjes, maar het zijn Roodharige wespbijen. Dit zijn zogenaamde ‘koekoeksbijtjes’. Het zijn ‘nestparasieten’ die – net als de gevederde koekoek – zelf geen nest maken, maar hun eitjes leggen in de broedcellen onderin de nestgang van een zandbij.
Deze inbrekers verschijnen zodra de eerste zandbijvrouwtjes terugkeren van hun voedselvluchten. De wespbijvrouwtjes patrouilleren bij de nesten van de grijze zandbij. Op zoek naar een nestgang waar al stuifmeel in zit, wat ze herkennen aan de geur. Een wespbijvrouwtje blijft in de buurt van zo’n nest en verdedigt het tegen andere wespbijvrouwtjes.
Zolang ze buiten het nest zijn, worden wespbijvrouwtjes niet verjaagd door zandbijvrouwtjes, omdat ze dezelfde geur hebben. In het nest worden ze wel aangevallen. Daarom wachten ze op een onbewaakt moment. Zodra een zandbijvrouwtje een eitje heeft gelegd en op pad gaat om stuifmeel te verzamelen voor de volgende broedcel, graaft het wespbijvrouwtje de nestgang open en glipt naar binnen. Als er een geschikte broedcel is, legt ze enkele eitjes naast het ei van de zandbij. Zo bezoekt ze een nest meerdere keren.
De eitjes van de wespbij komen eerder uit dan die van de zandbij. De larve van de wespbij die het eerst uitkomt doodt de andere wespbijeitjes, eet het ei van de zandbij op en doet zich vervolgens te goed aan de stuifmeelvoorraad in de broedcel. Na een paar weken verpopt de larve en verlaat de volwassen wespbij het nest.
Een oplettende wandelaar kan de inbrekers met hun geel-zwart gestreepte tenue gemakkelijk waarnemen en misschien zelfs betrappen op een ‘heterdaadje’.

Wim Braakhekke

Meer lezen: http://www.denederlandsebijen.nl/Nomada/N.lathburuana/Bijen.htm
Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 april 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Reekalfjes in de lente

Reekalfjes in de lente

Foto: Staatsbosbeheer; Reekalfje verschuilt zich tussen de bosbessen, rustig laten liggen en niet aankomen!

Je weet wel hoe dat gaat, eerst heb je de bronstperiode, de paartijd. We hebben beleefd hoe de edelherten, reeën en zwijnen elkaar het hof maakten. Edelherten hebben een draagtijd van ongeveer 235 dagen. Reeën hebben een verlengde draagtijd van 150 dagen. Het embryo begint zich pas vanaf december te ontwikkelen en dan duurt het nog een 144 dagen voor de eerste kalfjes geboren worden, ongeveer in mei.

Na de geboorte lopen de kalfjes van de reeën al vrij snel met hun moeder mee, op zoek naar grassen die zachtjesaan weer beginnen te groeien, knabbelen van knoppen, scheuten en bast. Natuurlijk krijgen ze de eerste tijd moedermelk maar al vlot leert het kalf eten zoeken van zijn moeder.

Het jonge dier heeft veel te leren en komt veel spannende nieuwe dingen tegen. Van zijn moeder leert hij wanneer het gunstigste moment is om uit de dekking te komen en eten te gaan zoeken. Overdag verstoppen ze zich in de rustige delen van het bos tussen het dichte hout. Dan komt een vreemde en nieuwe geur gedreven. Geluiden, een heldere stem, een hoge blaf. Wat is dat??
“Mam, moeten we rennen?”

Bij gevaar zal een kalf van een ree of edelhert zich laten vallen en klein maken in het hoge gras. Door zijn schutkleur valt hij nauwelijks op. Moeder rent weg om het gevaar af te leiden van haar kalf. Later als het gevaar geweken is zal ze terug komen en haar kalf roepen. Het jong laat zijn eigen kenmerkende roep horen waar zij hem aan herkend en ze worden weer herenigd.

Het loopt helaas ook wel eens minder goed af. Mensen die het kalf zien denken dat hij in de steek gelaten is door de moeder en nemen het soms mee! Behalve dat de moeder het kalf dus niet meer kan vinden zal het kalf ook als het terug gezet wordt naar mensen ruiken, en is de kans groot dat ze hem niet meer accepteert. Laten liggen dus!

De jonge kalveren zijn niet opgewassen tegen loslopende honden die het wild schrik aanjagen. Geluid of geur is al genoeg om het wild te doen schrikken en er vandoor te gaan. In blinde paniek kunnen ze regelrecht het prikkeldraad in of de weg op rennen, soms met de hond er bij en dat gun je geen van beiden.

Het lijkt me duidelijk. Wees welkom om de lente te beleven! Ook met de hond, maar wel aan de lijn! Respecteer de toegangsregels van onze gebieden, die te lezen zijn op de bebording wanneer je het terrein betreed. En mocht je toevallig een reekalfje tegenkomen dat zich verschuild tussen de begroeiing, niet aankomen, rustig doorlopen, moeders komt weer terug.

En dan nu; beschuit met muisjes, op het jonge grut!

Boswachter Jaël Bergwerff

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Jaël BergwerffGeplaatst op 29 april 201726 juni 2017Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, Fauna

De grijze zandbij

De grijze zandbij

foto: Grijze zandbij aan het werk. Bron: http://www.wildebijen.nl/grijze_zandbij.html

April 2017 – De oplettende wandelaar, die in het vroege voorjaar – met of zonder hond – over het Bennekomse heitje loopt, kan het niet zijn ontgaan: honderden hoopjes zand kleuren de paden geel.

Weinig wandelaars weten dat elk hoopje het resultaat is van de noeste arbeid van een vrouwtje van de Grijze zandbij. Deze dappere dames graven elk een of twee nestgangen tot wel 50 cm diep in de verdichte bodem van het pad om er hun eitjes in te leggen. Ze leven dus niet samen in een bijenvolk, zoals de honingbij.

Het loont de moeite om op een zonnige lentedag een tijd te blijven kijken naar de bijtjes, die laag over de grond rond hun nestopeningen vliegen. Ze laten zich gemakkelijk oppakken. Geen zorg, ze hebben geen angel. De vrouwtjes zijn te herkennen aan hun grijs behaarde borststuk. De mannetje hebben bovendien een grote grijze snor.

In maart, als de bodem warmer wordt, komen de mannetjes als eerste via een klein gaatje uit de grond. Wat later komen ook de vrouwtjes tevoorschijn, om direct te worden belaagd door seks-beluste mannetjes. Neem het de heren niet kwalijk, het is het enige doel in hun leven, want zij sterven na de daad.

Na de paring graven de vrouwtjes een nieuwe nestgang. Dan verschijnen de verse hoopjes zand, met een ingang in het midden. Bij regen spoelen de hoopjes weg, zodat alleen de gaatjes overblijven. Na een koude nacht zie je de bewoonsters in de opening zich koesteren in de ochtendzon.

Zodra ze zijn opgewarmd gaan ze op zoek naar een wilgenboom om voedsel te verzamelen voor hun jongen. Daar moeten ze vaak honderden meters voor vliegen. Als ze terug komen zijn ze beladen met gele klonten stuifmeel aan hun achterpoten.

Met wat nectar kneden ze het stuifmeel tot balletjes die ze deponeren in een van de 6 tot 10 broedcellen onderin de nestgang. Na een aantal voedselvluchten leggen ze er een eitje bij en beginnen ze de volgende cel te vullen met voedsel. Als ze in alle cellen een eitje hebben gelegd sterven ook de vrouwtjes.

Een paar weken later komen de larven uit de eitjes. Zij doen zich eerst te goed aan de voedselvoorraad en omhullen zich daarna met een cocon. Ze verpoppen in de zomer en overwinteren als volwassen bij, om in het volgende voorjaar uit hun nest te kruipen.

’s Winters zijn de nestgangen onzichtbaar en loopt de argeloze wandelaar nietsvermoedend over een kolonie zandbijen.

Auteur: Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 maart 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Vlinderstroken

Vlinderstroken

foto Staatsbosbeheer: Groot dikkopje

Regelmatig wordt mij gevraagd waarom er stukken niet zijn gemaaid in het beekdal. Stroken ruige vegetatie is blijven staan. ‘Gaan jullie dat nog maaien?’ of ‘het is daar zeker te nat?’ vraagt men dan. Geen van twee is van toepassing. Het gaat hier om vlinderstroken. Elk jaar worden een aantal stroken met piket paaltjes met een oranje punt uitgezet die niet gemaaid worden eind van de zomer.

In deze stroken kunnen planten nog nabloeien. Dit is belangrijk voor de dagvlinders die nog opzoek zijn naar nectar voordat het winter wordt. Ook vinden bijvoorbeeld watersnippen en dwergmuizen hier een schuilplaats in de winter.

Vlindersoorten die kenmerkend zijn voor extensief beheerde graslanden (dat wil zeggen dat ze maar een keer per jaar gemaaid worden) overwinteren vaak als rups. De rupsen zijn aan het begin van de winter nog onvolgroeid en zoeken een schuilplaats in de pollen van de gewassen die zijn blijven staan.

Foto: Staatsbosbeheer
Het Hooibeestje kun je vrij makkelijk zien in het Renkums beekdal

Een voorbeeld hiervan is het Hooibeestje. Wanneer het voorjaar aanbreekt en alles weer gaat groeien en bloeien beginnen deze rupsen aan een tweede vreetsessie. Nu groeien ze dik en rond en kunnen ze gaan verpoppen. Tussen mei en september kun je de vlinders zien vliegen. Deze leggen hun eitjes en als de rupsen uit komen begint de cyclus opnieuw.

Een zeldzame soort die hier in het beekdal gezien kan worden is de bruine vuurvlinder. Deze vlinder heeft zelfs twee generaties in een jaar. De rupsen die in de strooisel laag overwinteren vliegen in Mei –Juni en leggen dan hun eitjes. In Juni-Juli kun je weer rupsen tegen komen die in augustus als vlinder rondvliegen. De kinderen van deze exemplaren zullen weer als rups overwinteren.

Elk jaar worden weer nieuwe plekken uitgekozen om als vlinderstrook te fungeren. Op deze manier houd je toch het grasland doordat elk stuk toch regelmatig gemaaid wordt.

Voor meer informatie over vlinders kun je kijken op www.vlindernet.nl

Groet Boswachter Jaël Bergwerff

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Jaël BergwerffGeplaatst op 23 maart 201726 juni 2017Categorieën Blog boswachter SBB: Jaël Bergwerff, VlindersTags bergwerff, dikkopje, hooibeestje, jaël, maaien, staatsbosbeheer, vlinder, vlinderstroken

De bosuil

De bosuil
Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bosuil

Januari 2017  Ze laten zich zelden zien, maar je hoort ze des te beter. Geluid draagt ver in een heldere winternacht. Wie dezer dagen ’s avonds een wandelingetje maakt kan zomaar worden getrakteerd op de spookachtige roep van een bosuil.

Uilen hebben ons altijd geboeid. Met hun grote ogen, omringd door een opvallende verenkrans, kijken ze je indringend aan. Moeiteloos draaien ze hun kop 360 graden om je overal te bespieden. Het steenuiltje gold in de oudheid als symbool van kennis, wijsheid en scherpzinnigheid, metgezel van Pallas Athene, godin van de wijsheid.
In Nederland komt de bosuil het meest voor, in Gelderland zelfs talrijk. Het bekendst is de roep van het mannetje, favoriet bij makers van griezelfilms. Zijn ‘hoe… hoe-hoe-hoe-hoeeee’ wordt door het vrouwtje beantwoord met een luid ‘kie-wiek’.
Ze vertonen zich zelden. Overdag zitten ze onzichtbaar in een boom te dutten. Pas in het donker gaan ze op jacht. Heel stil. Terwijl een opgeschrikte houtduif het hele bos wakker klappert, glijdt een bosuil als een geheimzinnige schaduw geruisloos over je heen.
Het zijn geduchte jagers. Zelfs in het donker zien ze alles. En je hoort ze niet aankomen. Hun donzige poten hebben vervaarlijke klauwen die met gemak een muis doodknijpen. Het arme diertje wordt het met huid en haar ingeslikt.
Bosuilenpaartjes blijven elkaar hun hele leven trouw. De paartijd begint al in december-januari. Dan laten ze zich het vaakst horen. Vandaar dat in januari op veel plaatsen bosuilenexcursies worden georganiseerd. Ook rond het informatiecentrum Renkums Beekdal, waar diverse bosuilenpaartjes hun territorium hebben.
De boswachter kan honderduit vertellen over de bosuil, maar alleen aan het begin van de excursie. Tijdens de nachtelijke wandeling wordt weinig gesproken en veel geluisterd. Het is spannend. Zaklampen gaan alleen aan bij boomstronken en modderplekken. Hand-in-hand over gladde bruggetjes. Iemand struikelt over een afgevallen boomtak.
Bosuilen roepen niet op verzoek. De ene keer horen we ze alleen op afstand. De volgende keer vechten twee mannetjes pal boven ons hoofd om een vrouwtje. Een andere keer laat geen uil zich horen. Maar dan zijn er altijd nog de sterren. En de erwtensoep na afloop.

Luister hier naar de bosuil:

https://www.renkumsbeekdal.nl/wp-content/uploads/2017/01/Bosuilen_1_-_SoundCloud_-_Beeld_en_Geluid.mp3
Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 30 januari 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, VogelsTags bosuil

Berichten paginering

Vorige pagina Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Volgende pagina
  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram
De natuur van het Renkums Beekdal2025