Ga naar de inhoud
De natuur van het Renkums Beekdal

De natuur van het Renkums Beekdal

Welkom in dit schitterende natuurgebied

  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram

Categorie: Flora

Bekijk hier onze berichten over de flora in het Renkums Beekdal. Heeft u een tip voor onze website? Mail dan naar webmaster@renkumsbeekdal.nl.

Speenkruid is dé aftrap voor de lente

Speenkruid is dé aftrap voor de lente

Gewoon Speenkruid (foto: Nienke Torensma)

Plotseling uit het niets, als een ware verrassing, verschijnen ineens overal felgele bloemetjes met glanzende donker groene hart- en niervormige bladeren. De bladeren verschijnen onopvallend al in de winter, maar de uitbundige gele bloei valt pas echt op van deze plantensoort, genaamd Gewoon Speenkruid (Ficaria verna). Verna is Latijns voor lente, dus het geeft aan dat het over en uit is met de winter en dat de lente gaat beginnen.
Speenkruid houdt erg van vochtige gronden en is dus massaal te vinden in het Renkums Beekdal. We zien de planten alleen in het begin van de lente, want als de lente vordert richting zomer, verdwijnt Speenkruid als sneeuw voor de zon; ook de rozet bladeren zijn nergens meer te vinden.

Het is dus een typische voorjaarsbloeier met een vrij typische naam. Want waar komt de benaming Speen in Gewoon Speenkruid vandaan?
Dat heeft met de knol te maken. Gewoon Speenkruid behoort tot de knolgewassen en bevat meerdere knotsvormige verdikte knolletjes, die lijken op speentjes. Maar Speenkruid vormt ook van die witte ronde knolletjes (broedbolletjes) in de bladoksels voor de voortplanting en verspreiding van deze soort.

Het is ook bekend dat Speenkruid nuttig is voor insecten. Het groeit voornamelijk matvormig, allemaal bij elkaar en naast elkaar. In het midden wordt het UV zonlicht opgevangen, zodat de insecten de gele bloemen nog beter kunnen onderscheiden en vinden en dus helpen met de bestuiving van Speenkruid.

Geniet nog maar volop van deze soort in april, want daarna moeten we weer wachten tot het begin van de lente in 2021. Probeer er eens eentje uit te graven tijdens een boswandeling, dan zie je de speentjes waarover ik geschreven heb.

Auteur: Nienke Torensma

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Nienke TorensmaGeplaatst op 21 maart 202016 april 2019Categorieën Flora

Brandnetels

Brandnetels

Brandharen van de Grote brandnetel.
(Foto: http://www.bioplek.org/organismen/planten/brandnetel.html)

De bekendste plant van het land. Je kunt er soep van koken, thee mee zetten, kaas van maken, neteldoek van weven, en nog veel meer mee doen. Maar de meeste mensen mogen hem niet. Koeien wel en dat is wederzijds. Dat zit zo:

Een jaar of tien geleden wilde ik weten welke plantensoorten worden verspreid door de koeien die grazen op de Wolfhezerheide. Zaden die aan hun vacht blijven hangen kan je wel verzamelen en herkennen, maar koeien kunnen ook zaden opeten en weer uitpoepen. Dat is lastiger.
Zaadverspreiding via mest kan je onderzoeken door mest te verzamelen in het veld en uit te spreiden op zaaibakjes in een kas. En dan maar tellen hoeveel kiemplantjes er opkomen; waar studenten al niet goed voor zijn. Zolang de soorten nog niet herkenbaar waren kregen ze een nep-naam. Van elke soort werden een paar plantjes opgekweekt tot duidelijk was om welke soort het ging. De rest werd bij het tellen meteen verwijderd.
Drie maanden en dik 4000 kiemplantjes later bleek dat er wel 25 verschillende plantensoorten waren opgekomen uit de mest. Zelfs een paar eikels waren ongeschonden uitgepoept. Opmerkelijk was dat driekwart van de kiemplantjes bestond uit brandnetels. Hoezo eten koeien brandnetels? Hebben ze dan geen last van de brandharen?
Terug naar de Wolfhezerheide. Het bleek dat daar massa’s brandnetels groeiden. En dat van een groot deel de top was afgevreten, terwijl het onderste deel ongemoeid was gelaten. Zouden de toppen – waar de zaden zitten – dan geen brandharen hebben?
Hoe onderzoek je de aanwezigheid van brandharen? Door je lichaam ter beschikking te stellen aan de wetenschap. Kiezen op elkaar en voelen maar. En ja hoor, de toppen kon ik (bijna) zonder probleem beetpakken. De bladeren helaas niet.
Maar waarom zou een brandnetel geen brandharen hebben aan de top? Waarom beschermt hij wel zijn bladeren, maar niet zijn zaden? Dat laat zich raden als je bedenkt dat de brandnetel een stikstof-minnende soort is en dat koeienmest vol zit met stikstof. Wat is er dan fijner voor een brandnetel dan opgroeien midden in een koeienvlaai?

Met dank aan Evi Saragih en Hanneke Marcelis voor het uitvoeren van het onderzoek.
Reageren: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 november 20187 februari 2019Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Paardenbloemen

Paardenbloemen

– Een paardenbloem laat zijn tanden zien –

Ieder voorjaar kleuren ze de weilanden geel, met hun bloeiwijzen vol lintbloemen, op sappige holle stengels. Ieder kind blaast wel eens de parachuutjes van hun ‘blaasbloemen’ en kent de kale bloemhoofdjes die achterblijven als de zaden zijn gevlogen. Maar veel soortenjagers halen hun neus voor op voor de paardenbloem: een gewone soort, daar is geen eer aan te behalen, toch?

Dat valt nog te bezien, want alleen al in ons land komen wel 250 mini-soorten van de paardenbloem voor. Er zijn maar weinig kenners die ze kunnen onderscheiden. Hoeveel eer wil je nog meer? En ook voor de ongeleerde liefhebber valt er veel te leren van een simpele paardenbloem. Hebt u wel eens goed naar zijn bladeren gekeken?

Volgens de flora hebben paardenbloemen lijnlancetvormige bladeren, variërend van vrijwel gaafrandig tot diep getand. Je zou zweren dat aan weerszijden van de lange middennerf grote happen uit het blad zijn gescheurd, waardoor evenzoveel spits-driehoekige bladslippen zijn blijven staan, als tanden op de kaken van een roofdier. Niet voor niets heet hij ‘Löwenzahn’ in het Duits en in het Engels ‘Dandelion’ (wat een verbastering is van het Franse ‘dent-de-lion’). Het Latijnse ‘Leontodon’ en het Nederlandse ‘Leeuwentand’ zijn vergeven aan een kleinere verwant. Bij ons moet hij het doen met zijn minder krijgshaftige naam, die aangeeft dat paarden dol op hem zijn.

De paardenbloem is een rozetplant, een groeivorm die prima past bij lage vegetaties, waar vaak wordt gegraasd of gemaaid. Het groeipunt vanwaaruit de bladeren ontstaan ligt buiten bereik van koeienbekken en maaibalken. Voordeel van een rozet is ook dat de bladeren van meet af aan veel licht kunnen opvangen. In het vroege voorjaar, liggen ze plat op de grond, breeduit in het volle licht. Zij onderdrukken zodoende bovendien andere planten die onder hen opkomen.

Naarmate de omringende vegetatie hoger wordt vormt hij bladeren die meer rechtop staan. Dat is een reactie op de toename van groen blad in zijn omgeving. Handig in een grasland, met buren die je kunt bijhouden in de wedloop naar het licht, maar zinloos in een bos.

Nadeel van een rozet is dat de bladeren minder hoog kunnen komen dan de bladeren van planten met een stevige stengel. Bovendien kunnen de rechtopstaande bladeren van een rozet het licht minder effectief benutten dan bladeren die langs een stengel staan en zich met hun bladsteel naar het licht toe kunnen draaien. Maar daar heeft de paardenbloem wat op gevonden. Doordat zijn bladeren diep zijn ingesneden kan hij zijn driehoekige bladslippen draaien ten opzichte van de middennerf en meer naar het licht toe wenden. Kijk maar eens goed: als de buren opdringen laat de paardenbloem zijn tanden zien. Wie had dat gedacht van zo’n gewone plant?

Reageren: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Foto Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 28 september 20187 februari 2019Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Boterbloemen

Boterbloemen

En ónder aan den dijk daar glommen de blommen: … (*)
Copyright: www.wildebloemen.info

Typisch Nederlands beeld: een wei vol boterbloemen, na de brandnetels en paardenbloemen misschien wel de bekendste plant van ons land. Van de 12 soorten met de naam boterbloem zie je de scherpe en kruipende boterbloem het vaakst. Hun bloemen lijken op elkaar, hun bladeren zijn te onderscheiden voor wie het weet, maar het opvallendst is toch wel het verschil in hun groeiwijze.

Bladeren van de kruipende en de scherpe boterbloem.
Zie: www.bioplek.org/organismen/planten/1klas_plantenlijst.html

De scherpe boterbloem staat met zijn grote pollen nog fier overeind als het omringende weiland al is kaalgevreten, terwijl de kruipende boterbloem zijn naam eer aandoet door met een fijnmazig netwerk van uitlopers tussen andere planten door te kruipen. Toch groeien ze vaak op dezelfde plaatsen. Hoe doen ze dat?

Eerder schreef ik dat het leven van een plant wordt beheerst door drie soorten ‘uitdagingen’: (1) Hoe krijg ik wat ik nodig heb om te groeien? (2) Hoe verdraag ik ongunstige omstandigheden die de groei vertragen? (3) Hoe voorkom ik verliezen? Plantensoorten verschillen in de mate waarin ze elk van deze uitdagingen aangaan of ontlopen. Omdat groeiplaatsen verschillen in ernst en aard van deze uitdagingen vind je verschillende soorten op verschillende plaatsen. Terwijl soorten die samen voorkomen vaak verschillende manieren hebben om de uitdagingen ter plaatse aan te gaan.

De scherpe en de kruipende boterbloem vind je vaak samen op matig vruchtbare bodems, zonder groeivertragende omstandigheden. Weilanden, waar ze slechts bescheiden buren hoeven bij te houden in de wedloop naar het licht, zonder bomen waarvan ze onmogelijk kunnen winnen. In een weiland is hun voornaamste probleem de kans op bladverlies door begrazing. De beide boterbloemen gaan daar heel verschillend mee om: de een verweert zich en de ander ontwijkt.

Alle boterbloemen zijn een beetje giftig, maar de scherpe boterbloem smaakt bovendien zo scherp dat het vee hem liefst vermijdt. Die scherp smakende stof is niet gratis. Investeren in die stof loont alleen als het vee hem ook kan vermijden. Niet voor niets groeit de scherpe boterbloem in opvallende pollen waar het vee gemakkelijk omheen kan grazen. Dat heeft bovendien het voordeel dat zijn buren worden kort gehouden.

De kruipende boterbloem probeert zijn bladverlies te beperken door begrazing te ontwijken. Zijn lange uitlopers wortelen op de knopen, met de groeipunten strak tegen de grond, buiten bereik van brede koeienbekken. De bladsteeltjes zijn net lang genoeg om de buren bij te blijven. Niet langer, want wie erboven uitsteekt wordt het eerst opgevreten. Lange stelen zijn trouwens verspilling, want opgevreten worden ze toch. Dat is echter geen probleem, want de buren worden ook opgevreten en vanuit zijn ongedeerde groeipunten kan hij snel weer nieuwe blaadjes maken.

Doordat de kruipende boterbloem overal tussendoor groeit, kunnen grazers met een brede bek zijn blaadjes niet vermijden. Daardoor loont het niet om te investeren in een scherpe smaak. Die smaak heeft hij dan ook niet. Proef zelf het verschil, maar spuug de blaadjes wel uit.

(*) Uit het gedicht: ‘De dijk’. C.S. Adama van Scheltema: Eenzame liedjes (1906).

Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 28 juli 20183 augustus 2018Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Het lot van de duizendknoop

Het lot van de duizendknoop

Duizendknoop na bespuiting met het contactherbicide Ultima. (Foto: Probos. In: www.bestrijdingduizendknoop.nl/img/ultima.jpg)

Wim Braakhekke, 2018-04-01

Afmaaien, uittrekken, sproeien met heet water, bespuiten met gif, stengels injecteren met gif, wortelstokken uitgraven, stoom injecteren, groeiplaats afdekken met plasticfolie, afgraven of begrazen met varkens. Allemaal methoden voor het bestrijden van de Japanse duizendknoop. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is al gedaan. 

De Japanse duizendknoop, kortweg duizendknoop, is ooit geïntroduceerd als sierplant, maar wordt nu alom beschouwd als een invasieve exoot. In september en oktober 2017 (www.renkumsbeekdal.nl/author/wim) beschreef ik hem als een fraaie plant die ten onrechte door velen wordt verguisd. Wat niet weg neemt dat hij plaatselijk behoorlijk lastig kan zijn. De bestrijding is een probleem. Met de moed der wanhoop zijn steeds ingrijpender manieren uitgeprobeerd. Zonder overtuigend succes. Hoe komt dat?

Om een plant goed te kunnen bestrijden moet je hem begrijpen. Duizendknoop verspreidt zich via stukjes wortel of stengel, veelal door toedoen van de mens. Aangekomen op een geschikte groeiplaats, kan hij zich via wortelstokken sterk uitbreiden. Hij dankt zijn succes aan twee zaken: het ontbreken van zijn natuurlijke vijanden en aan zijn groeiwijze die perfect past bij groeiplaatsen waar de vegetatie bovengronds incidenteel wordt vernietigd, zoals bosranden, wegbermen en rivieroevers.

Schade

Duizendknoop kan de inheemse flora plaatselijk volledig verdringen. Nou zijn dat over het algemeen geen zeldzame soorten waar we ons zorgen om hoeven te maken. Maar toch, je wilt niet het hele landschap vol met duizendknoop. En als hij zich vestigt in de buurt van huizen, wegen en dijken kan hij flinke economische schade veroorzaken. Maar dat doet hij alleen als je hem laat uitgroeien tot een forse populatie. Schade is gemakkelijk voorkomen als je vroeg genoeg begint met de bestrijding. Tegen de tijd dat hij schadelijk wordt krijg je hem bijna niet meer weg. Als je hem niet tijdig herkent of verwaarloost dan krijg je een probleem als hij op een verkeerde plaats groeit. Aldus beschouwd is schade door duizendknoop een kwestie van onwetendheid en onachtzaamheid.

Bestrijding met natuurlijke vijanden

Wetende dat de duizendknoop zijn succes in onze omgeving dankt aan het ontbreken van zijn natuurlijke belagers, waarom dan niet een paar belagers uit zijn land van herkomst te hulp gehaald? Dat zou je zo denken, maar toch dit is geen goed idee. Die belagers vinden in onze inheemse flora vast wel soorten die ze ook lekker vinden en dan is het middel erger dan de kwaal. Er bestaan ook belagers die alleen de duizendknoop aanpakken. In Engeland worden daar al veldproeven mee gedaan. Maar de evolutie staat niet stil. De kans bestaat dat zo’n kieskeurige belager na verloop van tijd toch zijn dieet weet uit te breiden met een paar van onze inheemse soorten. Omgekeerd bestaat ook de kans dat een inheemse soort de geïntroduceerde belager in zijn dieet weten op te nemen, zodat deze zich niet weet te handhaven. In plaats van een uitheemse belager te introduceren kunnen we beter wachten tot onze inheemse belagers de uitheemse duizendknoop in hun dieet opnemen. Hoe meer duizendknoop er is, hoe sneller dit ecologische inburgeringsproces zal verlopen. Waar hij geen overlast veroorzaakt kunnen we hem dus beter met rust laten.

Herbiciden

In de tussentijd is er plaatselijk wel behoefte aan effectieve bestrijdingsmethoden. Hier volgen er een paar. Bespuiten met een herbicide, zoals glyfosaat (Roundup) of Ultima, lijkt gemakkelijk en goedkoop. Het werkt aanvankelijk goed, maar doorgaans komen na een tijdje toch weer scheuten op. Het blijft dus niet bij één keer spuiten. Je kunt het gif ook injecteren in de holle stengels. Dat kost meer tijd, maar lijkt minder belastend voor het milieu. Ook injecteren werkt aanvankelijk goed, maar de plant gaat steeds kleinere scheuten maken, waardoor het injecteren steeds lastiger wordt. Groot bezwaar bij beide methoden is dat het gif en zijn afbraakproducten uiteindelijk in de bodem terecht komen. Dat moet je niet willen. Niet voor niets staat de overheid onder zware druk om deze middelen te verbieden.

Bovengronds

Er zijn ook minder bezwaarlijke methoden om duizendknoop bovengronds aan te pakken, zoals afmaaien, uittrekken of met heet water sproeien. Wie een manshoge massa duizendknoop heeft omgelegd voelt zich misschien een hele Piet, maar heeft nog bar weinig bereikt. Verlies van bovengrondse biomassa is nou net iets waar duizendknoop op is berekend. In zijn wortelstok heeft hij een omvangrijke voorraad reservestoffen opgespaard, waarmee hij zich snel kan herstellen. Het verlies van de stengels stimuleert de productie van nieuwe scheuten en waarschijnlijk ook de lengtegroei van de wortelstok. Een week na het maaien steken de nieuwe scheuten al weer boven de omringende vegetatie uit, zodat zijn concurrentiepositie alleen maar is verbeterd. Als je verder niets doet is hij na een tijdje weer helemaal terug en nog uitgebreid bovendien. Je loopt zelfs kans dat je stukjes stengel per ongeluk overbrengt naar nieuwe groeiplaatsen.

In Oosterbeek zijn Bonte Bentheimer varkens ingezet bij de bestrijding van duizendknoop. Een sympathiek idee. Deze schattige beestjes vreten liever wat anders dan duizendknoop, maar bij gebrek aan beter kunnen ze hem aardig in toom houden. De wortelstokken krijgen ze echter niet dood. Het is bovendien niet iets wat je op grote schaal kunt toepassen, want ze veranderen de vegetatie letterlijk in een zwijnenstal. Leuk voor een kinderboerderij, maar niet in berm en bos.

Bonte Bentheimer varkentjes bestrijden de Japanse duizendknoop in Oosterbeek .(Foto: Feike Klomp. In: Hoog en laag)

 

 

 

Ondergronds

Het liefst zou je de wortelstokken zelf aanpakken, maar dat valt niet mee, want ze kunnen heel diep zitten. Stuk voor stuk uitgraven is veel werk en bovendien niet effectief, want er blijven altijd wel stukjes leven. Dat geldt ook voor stoom injecteren in de bodem.

In plaats van wortels uitgraven kan je ook de hele bodem afgraven, wortels eruit zeven en grond weer terugstorten. Een kostbaar en ingrijpend karwei. Dat kan je misschien doen in een tuin of stadspark, maar niet op grote schaal en zeker niet in de natuur. De verstoring van de bodem versnelt bovendien het vrijkomen van stikstof en vernielt de overige vegetatie. Daardoor kunnen de achtergebleven stukjes duizendknoop extra snel groeien, ongehinderd door concurrenten. En als andere soorten zich weten te vestigen dan zitten er allicht een paar bij die je ook liever niet ziet komen.

De bodem afdekken met plasticfolie op 30 cm onder de grond is ook geprobeerd. Het werkt, maar het is ook een kostbare en rigoureuze maatregel die je alleen op kleine schaal kunt toepassen. De folie moet jaren blijven zitten want de wortelstokken gaan maar heel langzaam dood. De kans bestaat dat de sterke scheuten de folie doorboren of dat de lange wortelstokken er onderuit groeien.

Professioneel bestrijden is duur en niet duurzaam

Het komt er op neer dat alle professioneel toepasbare bestrijdingsmethoden zo hun nadelen hebben: of ze zijn niet effectief, zodat je aan de gang kunt blijven, of ze zijn ecologisch of maatschappelijk ongewenst, of te arbeidsintensief, te duur, te rigoureus. Het grote probleem is dat de stukjes wortel die blijven leven weer kunnen uitgroeien tot een grote plantenmassa.

Hoe dan wel?

Het vermogen van de duizendknoop om nieuwe scheuten te maken staat of valt met de voedselreserves in zijn wortelstok. Nieuwe scheuten verbruiken een deel van die reserves, maar daarna verdienen zij die investering dubbel en dwars weer terug. De neiging van duizendknoop om steeds weer nieuwe scheuten te maken is zijn kracht en tegelijk zijn achilleshiel. Door de nieuwe scheuten te verwijderen voordat zij voedingstoffen kunnen teruggeven aan de wortelstok, kan je de wortelstok zichzelf laten uitputten. Een goede timing is daarbij essentieel. Als je een scheut te vroeg verwijdert, heeft hij nog maar weinig reserves verbruikt. Als je te lang wacht dan zijn heeft hij zijn investering alweer terugverdiend. Het beste moment is vlak nadat de eerste bladeren zich ontvouwen. Dat gebeurt vaak al binnen een week na het verschijnen van een scheut. Je zult dus een paar keer per week moeten terugkomen.

Je kunt de scheuten stuk voor stuk met de hand uittrekken. Neem daarbij zoveel mogelijk van de wortelstok mee, liefst zonder de rest van de vegetatie te beschadigen, want dat zijn je bondgenoten in de strijd. In het begin is het veel werk. Een grote populatie kan je beter eerst maaien. Het goede nieuws is dat je de nieuwe scheuten goed kunt zien, herkennen en uittrekken. Omdat ze via de wortelstokken voedingsstoffen kunnen uitwisselen is het essentieel meteen alle scheuten in de hele populatie te verwijderen. En niet met de uitgetrokken scheuten gaan slepen, maar ter plaatse laten verdrogen. De paar scheuten die weer aanslaan kan je de volgende keer gemakkelijk weer uittrekken.

Vrijwilligers

Deze manier van bestrijden is eenvoudig, onschadelijk, weinig ingrijpend en effectief. Maar het frequent en consequent verwijderen van alle nieuwe scheuten is arbeidsintensief en vereist een lange adem. Dat is niets voor grote terreineigenaren en professionele bedrijven, maar een kleine moeite voor een hondenbezitter die op zijn dagelijkse wandeling langs een populatie duizendknoop komt. Zo heb ik eigenhandig een duizendknooppopulatie van 3 x 3 meter uitgeroeid door twee jaar lang een paar keer per week alle scheuten uit te trekken die ik zag. In het derde jaar hoefde ik nog maar zes scheutjes te verwijderen.

In de gemeente Renkum hebben ze begrepen dat je de bestrijding van duizendknoop heel goed aan vrijwilligers kunt overlaten. Particulieren hebben in mei 2017 de Renkumse Duizendknoopbrigade opgericht, in samenwerking met de IVN-afdeling Zuidwest Veluwezoom en de Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SGL), met subsidie van gemeente en provincie. Op de website van SGL staat een kaart met vindplaatsen van duizendknoop. Iedereen kan nieuwe vindplaatsen melden en meehelpen nieuwe populaties te signaleren voordat ze schade kunnen veroorzaken.

Ik hoop maar dat de brigadiers ook wat populaties met rust laten, om het ecologische inburgeringsproces te bevorderen, maar ook om gewoon te kunnen blijven genieten van deze ondanks alles mooie plant.

 Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Meer lezen:
https://www.trouw.nl/groen/de-monsterlijke-japanse-duizendknoop-overwoekert-nederland~afbeabb6/

https://landschapsbeheergelderland.nl/duizendknoopbrigade/

http://hoogenlaag.nl/lokaal/nieuw-seizoen-varkens-bestrijding-onkruid-duizendknoop-110796

https://www.wur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/plant-research/show-wpr/Japanse-duizendknoop-Wat-kun-je-eraan-doen.htm

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 24 januari 201824 januari 2018Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora, Geen categorie

Het verdriet van de duizendknoop

Het verdriet van de duizendknoop

Japanse duizendknoop: is hij nou monsterlijk lelijk of machtig mooi? (Foto: NRC Handelsblad, 29-07-2013)

Wim Braakhekke, 2017-10-01

Hij hoort hier niet thuis, gedraagt zich niet als een ‘gewone’ plant, verdringt onze eigen, inheemse soorten. Groeit overal en is onuitroeibaar. Geen dier heeft er wat aan: een ecologische ramp. Drukt tegels, asfalt en funderingen weg. Maakt dijken instabiel, en je huis 80% minder waard. Kortom: we worden gekoloniseerd en geterroriseerd. Stop de tsunami van exoten! Eigen natuur eerst!!

Xenofoob geschrijf

Het bovenstaande lijkt afkomstig uit extreemrechtse hoek. Maar nee, dit en nog veel meer xenofoob geschrijf vind je in allerlei onverdachte media als het gaat over de Japanse duizendknoop, kortweg duizendknoop. Vaak vergezeld van suggestieve plaatjes van 3 meter hoge duizendknopen met een kind ervoor, forse scheuten tussen bosanemoontjes, langs een stoeprand, naast een schuifpui, dwars door bestrating. Met alarmerende onderschriften als: Duizendknoop verdringt alles … en kan forse schade opleveren.

Veel media zoeken sensatie. Ze praten elkaar kritiekloos na en doen er nog een schepje boven op, niet gehinderd door kennis van zaken. En dat doen ze vooral bij invasieve exoten. Dat inheemse soorten ook schade kunnen veroorzaken, daar hoor je ze nauwelijks over. Hoog tijd voor wat relativering.

Hoe erg is het?

Schijn bedriegt. Duizendknoop is een opvallende plant en hij groeit op opvallende plaatsen, zoals bosranden, oevers, spoordijken en wegbermen, maar hij groeit echt niet overal. Hij kan niet tegen schaduw en ook niet tegen frequent maaien. In een bos verpietert hij. In de halfschaduw van laanbomen wordt hij niet hoger dan een meter. Hoogten van 3 meter bereikt hij alleen in het volle licht.

Duizendknoop verspreidt zich veel slechter dan inheemse soorten. Hij produceert namelijk geen zaad. Zijn verspreiding gebeurt door toedoen van de mens. Eenmaal ergens gevestigd kan hij zich echter wel snel uitbreiden, door middel van zijn wortelstokken. Maar ik ken ook populaties die al jaren stabiel zijn.

De wortelstokken van de duizendknoop kunnen asfalt, funderingen en riolen beschadigen, maar dat kunnen veel inheemse planten ook. En het lukt duizendknoop alleen met ruggensteun van een massa grote scheuten in de achterhoede. Wie dat overkomt heeft de boel verwaarloosd. Je laat toch ook geen bomen groeien pal naast je gevel? Het spookverhaal dat huizen in Engeland 80% minder waard worden door de aanwezigheid van duizendknoop in de tuin is genoegzaam ontzenuwd in ‘NRC checkt’ (10-08-2017).

Ecologische ramp?

Onder een dichte populatie duizendknoop krijgen andere planten geen kans. Organismen die leven van andere planten dus ook niet. Maar duizendknoop groeit vooral op plaatsen waar voor onze inheemse flora weinig eer te behalen valt. Plaatsen waar voornamelijk algemene grassen en ruigtekruiden staan, of andere invasieve exoten. Geen soorten waar we ons zorgen om hoeven te maken. Geen ramp als die plaatselijk worden verdrongen.

Er zijn in ons land (nog) geen organismen die van duizendknoop leven en hem kunnen bedwingen. Maar zijn bloemen worden bij zonnig weer druk bezocht door vele soorten insecten: vlinders, vliegen, wespen, bijen, etc. Bij imkers staat hij zelfs bekend als ‘drachtplant’. En ik wed dat de bodem onder een duizendknooppopulatie miegelt van bodemorganismen die zijn strooisel afbreken; ik zie althans geen ophoping van strooisel.

Onuitroeibaar

De bloemen van de duizendknoop trekken talloze bezoekers. Deze foto’s nam ik binnen 5 minuten op een zonnige dag in september.

Inderdaad, totale uitroeiing van de duizendknoop kunnen we wel vergeten. Dat moeten we ook niet willen, want de prijs is te hoog en het middel is erger dan de kwaal. Ooit zullen inheemse belagers de duizendknoop ontdekken als voedselbron en zijn concurrentiekracht doen afnemen, zodat hij een bescheiden deel gaat uitmaken van onze inheemse flora. Dat is hoe een inheemse flora ontstaat. Hoe meer duizendknoop er is, hoe sneller dit ecologische inburgeringsproces zal verlopen.

Die snelheid valt helaas nogal tegen. Bij de Amerikaanse vogelkers begint de inburgering net pas op gang te komen, een eeuw na zijn grootschalige introductie. Dat zal voor de duizendknoop niet anders zijn. In de tussentijd zit er niets anders op dan verspreiding beperken, bestrijden waar hij overlast veroorzaakt en verder met rust laten. Inburgering is ook een kwestie van maatschappelijke acceptatie.

Sierplant

Duizendknoop is bijna 200 jaar geleden in Europa geïntroduceerd. Als sierplant, nota bene! Maar door alle xenofobe sensatieverhalen in de media is hij nu een van de meest gehate plantensoorten. Veel mensen hebben zo’n hekel aan hem gekregen dat ze zijn schoonheid niet meer kunnen zien.

Smaken verschillen, maar ik zie liever exotische duizendknoopbloemen vol vlinders dan een massa inheemse akkerdistels, bramen of brandnetels. En dan heb ik nog maar niet over de puinhopen die achterblijven na het bestrijden van duizendknoop.

Genoeg gefoeterd

Wat ik maar wil zeggen is: duizendknoop kan plaatselijk behoorlijk schadelijk zijn, maar dat hebben we aan ons zelf te danken. We hebben hem geïntroduceerd en de schade is het gevolg van gebrekkig onderhoud. De schade wordt overdreven door media die dol zijn op rampspoed en ellende veroorzaakt door exoten. Maar duizendknoop is ook een mooie plant waar je best van mag genieten.

Rest de vraag hoe je hem het best kunt bestrijden als hij schade veroorzaakt. Daar valt veel over te zeggen, zoveel dat ik het bewaar voor een volgende keer.

Wordt vervolgd.

Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Meer lezen: Het succes van de duizendknoop

De onuitroeibare duizendknoop

NRC checkt: ‘Japanse duizendknoop verlaagt huiswaarde met 80 procent’

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 30 september 20172 oktober 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Het succes van de duizendknoop

Het succes van de duizendknoop

Foto: Duizendknoop, in september getooid met fraaie witte bloempluimen

28 augustus 2017
Mooie naam eigenlijk: Fallópia japónica. Mooi gezicht ook: een slagorde van meer dan manshoge stengels, sierlijk neigend naar het licht. In september getooid met fraaie, witte bloempluimen, druk bezocht door talloze insecten. Hij doet het goed in onze streken. Zo goed dat hij door velen wordt verguisd en bestreden.
Ik heb het over de Japanse duizendknoop, kortweg duizendknoop, alom beschouwd als een ‘invasieve exoot’: een woekeraar die te vuur en te zwaard bestreden moet worden. Maar om hem te kunnen bestrijden moet je hem begrijpen. Waaraan dankt duizendknoop het succes dat
hem zo wordt misgund?

Het leven van een plant wordt beheerst door drie soorten ‘uitdagingen’:

(1) Hoe krijg ik wat ik nodig heb om te kunnen groeien (zonlicht, koolzuurgas, water en voedingstoffen)?
(2) Hoe verdraag of vermijd ik zaken die mijn groei vertragen (extreme temperatuur of zuurgraad van de bodem, schadelijke stoffen)?
(3) Hoe voorkom ik dat ik onderdelen verlies door ziekten, plagen of incidentele verstoringen (vuur, vorst, storm, overstroming, grondbewerking, maaien)?

Verkrijgen, verdragen, voorkómen. Deze drie uitdagingen verschillen van plaats tot plaats. Plantensoorten verschillen in de manier en mate waarin ze deze uitdagingen aangaan of ontlopen. Daarom vind je verschillende soorten op verschillende plaatsen.

Duizendknoop lijkt het weliswaar overal goed te doen, maar schijn bedriegt. Het is een opvallende plant en hij groeit op opvallende plaatsen, zoals bosranden, oevers, spoordijken en wegbermen. Dit zijn open tot licht beschaduwde, matig vruchtbare plaatsen, zonder veel last van ongunstige klimaat- of bodemfactoren. Maar de vegetatie kan er af en toe wel ernstig verstoord worden. De kans daarop is minder groot dan in een grasland of een akker, waar jaarlijks wordt gemaaid of geploegd, maar wel zo groot dat het voor een plant niet loont om te investeren in een houtige stam. Jonge bomen krijgen er geen kans om op te groeien.

In plaats van een stam maakt duizendknoop goedkope wegwerpstengels die boven andere planten uit steken: dik en hol, licht en lang. Als zo’n stengel voortijdig wordt vernietigd, is er weinig aan verloren. Het belangrijkste deel van de duizendknoop zit veilig onder de grond: een stelsel van dikke wortelstokken dat de bovengrondse scheuten voortbrengt, voedt en verbindt.

In een risicovolle omgeving moet je reserves achter de hand houden. Als er stengels verloren gaan moet je snel weer nieuwe kunnen maken. Duizendknoop houdt zijn ondergrondse reserves op peil, doordat nieuwe scheuten al snel koolhydraten terug gaan leveren aan de wortelstokken. Vanaf juli gaan de meeste koolhydraten naar de wortelstokken. Voordat de stengels in de herfst afsterven, haalt hij er nog zoveel mogelijk voedingsstoffen uit. Hij slaat ze op in de wortelstokken, om ze volgend jaar weer te kunnen gebruiken.

 

De bladeren van duizendknoop staan dicht opeen gericht naar het licht (foto: Wim Braakhekke)

Voor planten die ondergronds overwinteren is het zaak in het voorjaar snel boven de omringende vegetatie uit te groeien. Duizendknoop doet dat goed. Zijn dikke scheuten komen al in maart uit de grond. Binnen een week zijn ze meer dan een meter hoog. Pas daarna ontplooien zij hun bladeren, boven andere soorten. Hij is heel efficiënt in het onderscheppen en benutten van licht. De bladeren staan nauw aaneengesloten aan weerszijden langs de stengels, hun oppervlak gericht naar het licht, ongeacht de stand van de stengel.

Als de onderste bladeren worden beschaduwd door de bovenste bladeren, worden ze opgeofferd ten gunste van nieuwe bladeren en wortelstokken. Zo oogst duizendknoop met weinig bladoppervlak een maximale hoeveelheid zonlicht, waarmee hij koolzuurgas omzet in koolhydraten. Elk blad is zonnepaneel en suikerfabriek tegelijk.

De stengels van duizendknoop staan heel dicht op elkaar. Samen maken ze het op de bodem zo donker dat andere soorten er niet meer aan te pas komen. Zo houdt hij ook nog eens alle voedingstoffen in de bodem voor zichzelf. Hij vergroot zelfs de vruchtbaarheid van zijn groeiplaats doordat rondzwervend strooisel van bomen in de omgeving blijft liggen in de luwte van het woud aan dode stengels.

Een blik in het binnenste van een duizendknoop-populatie (foto: Wim Braakhekke)

Duizendknoop maakt wel bloemen, maar hij doet bij ons niet aan zaden. Hij verspreidt zich via delen van wortelstokken of stengels die op nieuwe groeiplaatsen terecht komen, meestal door toedoen van de mens. Eenmaal ergens gevestigd kan hij zich snel uitbreiden, doordat de wortelstokken zich vertakken en nieuwe scheuten produceren. De uitgegroeide stengels blijven ondergronds nog lang verbonden. Via de wortelstokken kunnen ze voedingsstoffen en koolhydraten uitwisselen. Stengels die in de schaduw staan krijgen koolhydraten van stengels die in het licht staan; stengels op voedselarme plekken krijgen voedingsstoffen van stengels op rijke plekken. Samen benutten ze groeiplaatsen waar licht en voedingstoffen ongelijk verdeeld zijn beter dan alleen.

Een gesloten populatie duizendknoop doet denken aan een ‘falanx’, een klassieke Griekse slagorde van vele rijen infanteristen, bewapend met lansen. De stengels in de voorste gelederen worden door de achterste gelederen voorzien van voedingsstoffen en koolhydraten.
Daardoor kunnen wortelstokken ondergronds vele meters voor het front uitgroeien. Hun scheuten zijn als verkenners in vijandelijk gebied, kwetsbaar maar gemakkelijk te vervangen. Een scheut die opkomt op een geschikte plek kan deze snel in beslag nemen, met steun vanuit de achterhoede.

Behalve door incidentele verstoringen kan een plant ook geleidelijk verliezen lijden door ziekten en plagen. Hoe algemener een soort, hoe groter de kans op aantasting. Hoe dichter de planten van een soort opeen staan hoe ernstiger de schade. Door zijn succesvolle verspreiding en dicht opeenstaande groeiwijze is duizendknoop potentieel gevoelig voor ziekten en plagen, ware het niet dat hij, als exoot, in ons land nauwelijks natuurlijke vijanden heeft. Zijn belagers zijn niet meegekomen toen hij als sierplant werd geïntroduceerd vanuit Japan.

Planten proberen verliezen door belagers, zoals bacteriën, schimmels, insecten en andere planteneters, te beperken door het maken van giftige of onsmakelijke stoffen, haren, stevige bladeren, stekels, enzovoort. Omgekeerd proberen hun belagers voortdurend de afweermethoden van de planten te omzeilen. Deze wapenwedloop kost een plant veel energie, die hij niet kan benutten om te groeien. Een exoot die aan zijn belagers is ontsnapt kan echter ongestraft bezuinigen op zijn afweer en al zijn energie steken in zijn groei. Na introductie in een omgeving zonder belagers kan de groeikracht van een exoot nog verder toenemen door natuurlijke selectie in het voordeel van individuen met een zwakke afweer.

Het succes van duizendknoop is in onze streken, behalve aan zijn succesvolle groeiwijze, vooral te danken aan het toevallige feit dat hij is ontsnapt aan de belagers. De keerzijde van een massale uitbreiding en een verwaarloosde afweer is dat het voor ziekten en plagen zowel aantrekkelijker als gemakkelijker wordt om zich aan te passen aan een nieuweling. Daardoor worden aanvankelijk invasieve exoten op den duur onderworpen aan een ‘inburgeringsproces’, waardoor hun opmars wordt gestuit en ze een bescheiden deel gaan uitmaken van de inheemse flora. Dat lot staat ook duizendknoop te wachten, maar dat kan
vele decennia duren.

(Wordt vervolgd)

Reageren kan naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl
Meer lezen? Kijk op:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Japanse_duizendknoop
http://www.bestrijdingduizendknoop.nl/duizendknoop.html

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 28 augustus 201730 augustus 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, FloraTags duizendknoop

Planten zijn niet saai

Planten zijn niet saai

Soortenrijk hooiland. (Foto Wim Braakhekke)

2017-07-01
Is het u wel eens opgevallen? Wij wandelaars praten over vogels vaak in de verleden tijd, maar over planten in de tegenwoordige tijd. Dat komt: het vogeltje is zojuist gevlogen, terwijl het plantje er nog staat. ‘Dat was een roodborstje’ en ‘Dit is een boterbloem’.

Vogels vertonen zich meestal maar kort en op afstand, terwijl planten zich uitgebreid van dichtbij laten bewonderen. Waarom trekken vogels dan toch zoveel meer belangstelling dan planten? Als een vogel zich laat horen staat de natuurgids voor joker met een plant in zijn hand. Waarom kijkt menigeen vaker omhoog dan omlaag? Waarom een verrekijker en geen loep?
Vraag het de kinderen op school: dieren zijn leuk en planten zijn saai. Dieren lijken op ons, ze maken geluid, ze bewegen, ze eten elkaar op. Dat is leuk, dat is spannend! En planten? Ach, die staan daar maar. Planten piepen niet als je ze plukt. Ze zijn overal, allemaal groen, allemaal hetzelfde. Toch?
Niet dus. Planten verplaatsen zich niet, maar ze bewegen wel. Bewegen, groeien, aanpassen, dat doen ze de hele dag, het hele jaar, hun hele leven. En al zijn ze groen, ze zijn niet allemaal hetzelfde. Een boterbloem is geen beukenboom. Toch?
En veertig verschillende soorten hogere planten op een vierkante meter grasland, kom daar maar eens om bij hogere dieren. Bovendien, planten van dezelfde soort zijn allemaal verschillend. Groot of klein, veel of weinig bladeren, bloeiend of niet, geen boterbloemen is gelijk aan de andere. Nee, dan roodborstjes, die zijn pas allemaal hetzelfde. Levend of dood, dat is het enige zichtbare verschil.
Ik weet het: ik overdrijf! Ik houd ook heus wel van roodborstjes. Waar ik niet tegen kan is gebrek aan aandacht en waardering voor de diversiteit, de schoonheid en het belang van planten.
Planten vormen het kleed waarin de aarde zich aan ons vertoont. In de plooien van dat kleed zijn de dieren te gast. Zij leven van het kleed en van elkaar. Maar de natuur heeft de dieren niet nodig. Met planten, bacteriën en schimmels kan een ecosysteem ook wel draaien.
Eén gast maakt misbruik van de gastvrijheid. De mens vermaakt het kleed naar zijn smaak. Hij vernielt het en ontkleedt de aarde naar believen. Dat komt door gebrek aan besef dat planten onmisbaar zijn voor ons mensen en alle andere dieren, en zelfs voor het klimaat op aarde.
Hopelijk wil de wandelaar dat ook eens bedenken als hij weer een vogeltje ziet.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 26 juni 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

De rietorchis

De rietorchis

Rietorchissen langs het vlonderpad in het Renkums Beekdal. (Foto: Riek Harteveld)

2017-06-01

Ze zijn er weer. En ze bloeien bovendien. Pontificaal naast het vlonderpad, de ‘etalage’ van het Renkums Beekdal. De trouwe wandelaar zag ze vorig jaar voor het eerst: een tiental rietorchissen. En nu nog meer. Ze demonstreren het succes van het beheer van de graslanden in het beekdal.

In 1983 kwamen de graslanden in het Renkums Beekdal in bezit van Staatsbosbeheer. Voordien werden ze gebruikt voor de productie van gras voor de koeien. Dat zag er best aardig uit, maar ontwaterde en bemeste productiegraslanden hebben we genoeg in ons land. In een natuurgebied zie je liever de vochtminnende, soortenrijke graslandvegetatie, die van oudsher voorkwam in dit beekdal.
Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want zolang de bodem nog vol zit met meststoffen zullen algemene, voedsel-minnende plantensoorten verhinderen dat zeldzame, voedsel-mijdende soorten zich vestigen. Hoe krijg je meststoffen uit de bodem? Twee manieren: (1) met ‘geld en geweld’, ofwel bemeste bovenste bodemlaag verwijderen met vegetatie en al, (2) met ‘tijd en beleid’, ofwel jaarlijks maaien en het maaisel afvoeren. Beide methoden hebben hun voor- en nadelen.
In het beekdal is gekozen voor ‘tijd en beleid’: maaien en afvoeren, in combinatie met verhogen van de grondwaterstand. Dat veroorzaakte aanvankelijk een explosieve ontwikkeling van pitrus en het afsterven van een fraaie rij elzen in het midden van het dal. Geen vrolijk gezicht, die boomlijken. Het leidde tot kritiek van veel trouwe wandelaars. Maar in de loop der jaren werden de pitruspollen steeds minder hoog, en er kwamen soorten als grote kattenstaart in de natte, en grote ratelaar in de droge gedeelten.
En dan nu, na 34 jaar trouw volgehouden beheer: de rietorchis pal naast het vlonderpad. Een zeldzame ‘fijnproever’ die je niet overal zult aantreffen. En hij groeit ook al volop in de ‘Papierweide’, zoals het voormalige industrieterrein aan de Beukenlaan is gedoopt door cursisten van de IVN natuurgidsenopleiding.
Orchideeën hebben een grote aantrekkingskracht op mensen, vanwege hun exotische familieleden, hun zeldzaamheid, en hun fraaie bloemen. Toch is het niet raadzaam om ze van dichtbij te gaan bekijken. De vegetatie waar ze in groeien is gevoelig voor betreding. Als er iemand heeft gelopen zie je dat meteen, en dan volgen er weldra meer. De trouwe wandelaar geniet vanaf het vlonderpad, want dat is er niet voor niets.

Meer lezen: https://wilde-planten.nl/rietorchis.htm en https://nl.wikipedia.org/wiki/Rietorchis
Reageren naar: info@renkumsbeekdal.nl t.a.v. Wim Braakhekke

 

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 2 juni 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Bijzondere voorjaarskleuren: Beuk en Heermoes

Bijzondere voorjaarskleuren: Beuk en Heermoes
foto 2
foto 3

Iedereen kent ze wel, de bossen met witte bosanemonen. Of de gele velden paardenbloemen, die na de bloei, als de pluizige vruchten verschijnen, wit besneeuwd lijken te zijn. En dan de spectaculaire bloei van fruitbomen of het frisse groen van ontluikende loofbomen. In deze blog aandacht voor twee minder bekende voorbeelden, die je dit voorjaar kon waarnemen bij ons in het Renkums Beekdal.
Allereerst de bosbodem van de beukenbossen rond De Beken: deze was dit voorjaar groen gekleurd (zie bovenstaande foto). Normaal is de bodem in dit bos vrijwel onbegroeid. Het is er te donker voor enige plantengroei. Planten die er toch in slagen te kiemen, moeten zich door een dikke laag onverteerd bladstrooisel heen werken. Er zijn maar weinige soorten die wel kunnen kiemen in zo´n donker beukenbos en één daarvan is de Beuk zelf. De kiemplanten van de Beuk (foto 2 en 3) zijn heel bijzonder en geheel afwijkend van de latere bladeren van de beuk. De twee kiembladen zijn breed, waaiervormig, dik en donkergroen. Ze bevatten veel reservevoedsel, dat vervolgens wordt gepompt in de eerste echte, normale bladeren van de Beuk.

foto 4a

Deze zijn prachtig op het moment van ontluiken: doorschijnend lichtgroen, met fluweelachtige haren langs de rand (foto 4). Al snel verdwijnen de haren en wordt het blad donkerder.

foto 4b

Afgelopen voorjaar kleurden de kiembladen van de Beuk de bosbodem dus donkergroen, maar niet alleen hier, ook elders. Deze massale kieming gebeurt niet elk jaar; ik had het zelf nog nooit gezien. Het is een direct gevolg van de massale productie van beukennootjes in het afgelopen jaar. Bekend zijn de mastjaren van de Eik, jaren waarin veel eikels geproduceerd worden, en waarin de Wilde zwijnen geen honger hoeven te lijden. In het jaar voorafgaand aan het mastjaar zijn de omstandigheden voor bloei en vruchtzetting optimaal geweest; bijvoorbeeld geen nachtvorsten op het verkeerde moment en geen extreme droogte. Niet alleen de Eik, ook de Beuk heeft mastjaren, die niet per definitie overeenkomen met de mastjaren van eiken, die immers net op een ander moment bloeien en vruchten krijgen. 2016 was een zogenaamd ‘mastjaar’ voor de Beuk, het vierde jaar op rij overigens, wat erg bijzonder is. Onderzoekers wijten dit aan hoge temperaturen in de zomer- en herfstmaanden van het jaar ervoor, maar ook stikstofdepositie speelt mogelijk een rol (zie nature today, dé nieuwssite over natuur in Nederland: https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=22974). De massale kieming van Beuk dit voorjaar betekent overigens nog niet automatisch dat we straks overal jonge beukenboompjes in onze beukenbossen krijgen. De kiemplanten moeten de eerste fase zien te overleven, en dat zal niet altijd en overal lukken. Het is niet onwaarschijnlijk dat het Beukenbos ook voor de Beuk uiteindelijk te donker is. We zullen het zien in de komende tijd. Massale kieming én vestiging van Beuk is in de laatste jaren wel opgetreden in menig eikenbos in onze omgeving. Kijk bijvoorbeeld eens naar rechts als je over de Geertjesweg van Renkum naar: de jonge beuken zijn bijzonder talrijk en het is een redelijk grote kans dat een deel van hen volwassen wordt. Dit valt op het moment van schrijven (22 april) extra op, omdat de jonge boompjes eerder hun blad ontplooien dan de oude boompjes. Deze bossen dreigen dus te ‘verbeuken’. ‘Dreigen’ impliceert dat het minder positief is dat dit gebeurt, en inderdaad wordt een donker beukenbos door velen minder gewaardeerd dan een gemengd bos, al is het alleen al vanwege de dichtere ondergroei in het gemengde bos. Maar persoonlijk vind ik oude beukenbossen ook prachtig, en heb ik geen bezwaar tegen enige verbeuking, zolang maar niet alle bossen beukenbossen worden. Er is overigens een paar andere soorten die er in slagen te kiemen in het donkere beukenbos: de Gewone esdoorn en in mindere mate andere esdoorns (Noordse esdoorns en Spaanse aak).

foto 5

Esdoorns hebben ook afwijkende kiembladen, deze zijn echter smal lijnvormig (zie foto 5). Ook in dit geval is het niet waarschijnlijk dat de kiemplanten zullen uitgroeien tot volwassen bomen. Bossen gedomineerd door esdoorns zijn in onze streek zeldzaam, hoewel alle drie de soorten overal wel te vinden zijn. Deze soorten zijn bovendien relatieve nieuwkomers in ons gebied, met mogelijke uitzondering van de Spaanse aak.
Een heel ander voorjaarsaspect is momenteel te bewonderen op het voormalig industrieterrein de Beukenlaan.

foto 6

Dit terrein is gedurende enkele weken lichtbruin gekleurd geweest van de Heermoes (foto 6). In de huidige fase van de ontwikkeling van dit terrein is er nog ruimte voor pioniers en één daarvan is Heermoes. Dit is van oorsprong een akkerplant (de officiële naam is Equisetum arvense; ‘arvense’ betekent ‘van de akker’), die behoort tot een heel bijzondere groep oeroude planten: de paardenstaarten. In het Renkums beekdal hebben we er drie: Holpijp, die gebonden is aan natte kwelmilieus, Lidrus, een graslandplant, en dus deze Heermoes. Heermoes is erg algemeen in Nederland, maar ik heb de plant nog nooit ergens zo massaal zien sporuleren (paardestaarten bloeien niet, maar produceren sporen) als dit voorjaar in het Renkums beekdal. Het hele perceel nam de kleur aan van deze plant, een soort lichtbruin, ongeveer de kleur van beukenblad. In dit voorjaar was de normaal gesproken bruine bodem van het beukenbos dus tijdelijk groen, terwijl het groene grasland tijdelijk bruin gekleurd was. De bruine kleur van de Heermoesplanten is overigens iets heel bijzonders.

foto 7

De kleur groen is geheel afwezig in de sporulerende plant (foto 7). Je ziet dit wel bij bepaalde parasieten, zoals bremrapen, maar Heermoes is geen parasiet.

foto 8

De plant produceert namelijk ook normale groene spruiten (foto 8), die zorgen voor de suikerproductie. Ondergronds zijn de groene en de bruine planten met elkaar verbonden. Lidrus en Holpijp doen het heel anders: zij vormen geen bruine sporulerende planten, alleen groene planten. De sporenkapsels worden gevormd aan het eind van de groene stengels. Groene planten die geen sporen vormen zijn overigens heel wat lastiger uit elkaar te halen. Over deze bijzondere paardenstaarten is natuurlijk nog veel meer te vertellen, maar dat is voor een andere keer.

Hans Inberg

Tip van de redactie: Lees hier meer van deze schrijver

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Hans InbergGeplaatst op 29 april 201726 juni 2017Categorieën Blog Hans Inberg, Flora

Berichten paginering

Pagina 1 Pagina 2 Volgende pagina
  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram
De natuur van het Renkums Beekdal2025