De gebieden

2 beekdalen tussen 4 stuwwallen

Het Renkums Beekdal en het Heelsums Beekdal liggen in het zuidwesten van de Veluwe, in een vlakte die is omsloten door vier heuvelruggen. Deze heuvelruggen zijn stuwwallen die in de voorlaatste ijstijd zijn gevormd door gletsjers in de Gelderse Vallei, het bekken van Otterlo, de IJsselvallei en het Rijndal.

Driedimensionale weergave van de hoogtekaart van de beekdalen en de heuvelruggen van de Zuidwest Veluwe.

Ten westen van de vlakte ligt de stuwwal Lunteren-Wageningen. Ten noorden ligt de stuwwal Lunteren-Oud Reemst. Ten oosten ligt de stuwwal Hattem-Dieren. Ten zuiden ligt de stuwwal Dieren-Doorwerth.

De vlakte die zij omsluiten wordt aangeduid als ‘Sandr van Wolfheze’, of ook wel ‘Spoelzandvlakte van Wolfheze’. Hij is bedekt met zand dat door smeltwater van de gletsjers is meegespoeld en voor of naast de gletsjer is blijven liggen.

De beekdalen zijn groter dan je denkt

Aan de driedimensionale hoogtekaart van de Zuidwest-Veluwe is te zien dat het Renkums Beekdal en het Heelsums Beekdal veel groter is dan de naam doet vermoeden. De beken worden gevoed door de neerslag die valt in het stroomgebied dat tussen de stuwwallen ligt. Deze stuwwallen fungeren als een ‘waterscheiding’.

Uit de waterscheiding blijkt dat slechts ca. een kwart van het stroomgebied van de Renkumse beek in de gemeente Renkum ligt. Een klein deel ligt in de gemeente Wageningen. Het hele bovenstroomse deel (ca. 60% van het stroomgebied) ligt in de gemeente Ede.

De driedimensionale weergave van de Zuidwest-Veluwe is gemaakt met een hoogtemodel dat kantel-, draai- en schaalbaar is. Daar heb je wel een krachtige computer voor nodig. Op een smartphone werkt het niet.

! Het opstarten kan geruime tijd duren.

Het Renkums Beekdal

Het Renkums Beekdal is in de voorlaatste ijstijd gevormd door een gletsjerbeek die smeltwater afvoerde van het landijs in het bekken van Otterlo. Deze beek stroomde door een laagte in de stuwwal Lunteren – Oud Reemst, ten zuiden van de boerderij ‘Mossel’. Het dal heeft al in prehistorische tijden veel menselijke bewoning aangetrokken, getuige de vele grafheuvels in de nabijheid van de beek.

Aan de westkant grenst het Renkums Beekdal aan de stuwwal Lunteren – Wageningen. Om sprengwater te benutten, hoefde men hier de spreng niet ver uit te graven, omdat het grondwater in de stuwwal een redelijk sterk verhang heeft, waardoor onderaan de helling een behoorlijke kweldruk aanwezig is. De sprengen aan de oostkant van het dal moesten wel verder worden uitgegraven, omdat het grondwater in de spoelzandvlakte minder verhang en kweldruk heeft.

In het Renkums Beekdal hebben ooit acht watermolens gedraaid. Ook leverde de beek water voor een wasserij en proceswater voor de papierfabriek ‘Van Gelder Papier’, de voorloper van het huidige Smurfit Kappa Parenco.

een kaart van de Molenbeek in het Renkumse beekdalOliemolenbeek

Het oudste beektraject dat werd opgeleid heet de Oliemolenbeek. Deze beek is ca. 6 kilometer lang. Hij wordt gevoed door vijf sprengen aan de westkant van het dal, die hun water ontvangen uit de stuwwal Wageningen-Lunteren. De Oliemolenbeek volgt aanvankelijk de natuurlijke beekloop in het midden van het beekdal. Pas ten zuiden van de Beekdalhoeve (Everwijnsgoed) is hij opgeleid naar de westkant van het beekdal. Het opgeleide gedeelte ontvangt op verschillende plaatsen nog water uit de directe omgeving, o.a. in het ‘Slangengat’, het voormalig ‘dameszwembad’ van het landhuis De Keijenberg. Aan de Oliemolenbeek beek ligt ook de ‘Bosvijver’ of het ‘Heerenzwembad’.

De Oliemolenbeek diende voor het aandrijven van de Hartense oliemolen en de Kortenburgse papiermolen. Na het passeren van de Hartenseweg heet deze beek de Kortenburgse Beek.

Molenbeek en Bosbeek

De langste opgeleide beek in het Renkums Beekdal is de Molenbeek, aan de oostkant van het beekdal. Deze beek is uitgegraven tot waar nu de snelweg A12 loopt. Hij heeft een lengte van ca. 8 kilometer en een verval van ca. 12,5 m. Aan deze beek lag de Hartense korenmolen (1570 – 1895). Later werden nog vijf andere molens door het water van deze beek aangedreven, waaronder de papiermolen ‘Achter de Bock’ (1589 – 1855). De watermolen op het landgoed Quadenoord is in 2022 gerestaureerd.

De Molenbeek wordt ten noorden van de Quadenoordse molen gevoed door de Molenbeekspreng ten zuiden van de snelweg A12 en de 1e Quadenoordse spreng aan de oostkant van het dal. Doordat de Molenbeekspreng verder naar het noorden ligt, begint de Molenbeek op iets grotere hoogte dan de andere beken. Dat had het voordeel dat er meer valhoogte beschikbaar was en dat Quadenoordse molen verder stroomopwaarts kon worden gebouwd. Om de valhoogte te behouden is het opgeleide deel van de Molenbeek over de oudere 2e en 3e Quadenoordse spreng heen geleid. Door de hogere ligging is de Molenbeek echter ook gevoeliger voor daling van het grondwater en staat hij sinds 2019 droog.

Na de Quadenoordse molen voegt de Bosbeek zich bij de Molenbeek. Deze beek begint zuidelijker en op geringere hoogte dan de Molenbeekspreng. Hij loopt ten westen van de Molenbeek tot waar de beide beken samenkomen en verder gaan als Molenbeek. De Bosbeek wordt gevoed door de Paradijsspreng, Bosbeekspreng en Bosrandspreng aan de westkant van het dal en ook door de 2e en 3e Quadenoordse spreng aan de oostkant van het dal. Het water van de 2e en 3e Quadenoordse spreng wordt via een duiker onder de hoger gelegen Molenbeek doorgeleid naar de Bosbeek.

Halveradsbeek

Een derde, veel korter beektraject is de Halveradsbeek, ook wel de Afgebrande Beek genoemd, naar een afgebrande watermolen aan de Molenbeek, ter hoogte van het Bezoekerscentrum Renkums Beekdal. Doordat de Oliemolenbeek ten zuiden van Everwijnsgoed naar de westkant van het dal wordt omgeleid is de natuurlijke afwatering in het midden van het beekdal ‘onthoofd’. De kwel in de dalbodem benedenstrooms van Everwijnsgoed was destijds nog groot genoeg voor het aandrijven van een extra papiermolen. Daartoe werd dit kwelwater samengevoegd met het water van de Molenbeek dat na de Afgebrande molen via de ‘Halveradsbeek’ en door het midden van het beekdal naar de Hartenseweg wed geleid. Daar werd het water waarschijnlijk via een dijkje opgeleid om nog wat valhoogte te winnen. Omdat het dijkje niet hoog genoeg was voor een bovenslagrad werd het water op halve hoogte op de schoepen van het rad geleid. Vandaar de naam ‘Halveradsmolen’ (1722 – 1791).

De Halveradsbeek voegt zich ten zuiden van de Grunsfoortweide bij de Kortenburgse beek. In de Renkumse Benedenwaard komt ook de Molenbeek erbij. Samen lopen ze als de ‘Strang’ een kilometer door de uiterwaard, parallel aan de Nederrijn, waarna ze net voor hotel de Wageningsche Berg uitkomen in de rivier.

Waterkwaliteit

De chemische eigenschappen van het beekwater hangen af van de bodem in het voedingsgebied van de sprengen. De Molenbeekspreng en de 1e Quadenoordse spreng ontvangen hun water uit de voedselarme bodem van de spoelzandvlakte van Wolfheze. Daardoor is het water relatief voedselarm en zuur. De drie westelijke sprengen en de 2e en 3e Quadenoordse spreng ontvangen hun water uit de stuwwal Lunteren – Wageningen, waar de bodem wat leem bevat. Daardoor is het water van deze sprengen wat voedselrijker en minder zuur dan dat van de sprengen die uit de spoelzandvlakte komen. Op de stuwwal wordt geen intensieve landbouw bedreven waardoor er geen verontreiniging met meststoffen kan plaatsvinden.

Het grondwater in de spoelzandvlakte heeft een klein verhang, waardoor het beekwater uit de wijde omgeving komt. Dat maakt de oostelijke sprengen gevoelig voor verontreiniging van het grondwater in aangrenzende landbouwgebieden. Door het geringe verhang zijn ze ook gevoelig voor daling van het grondwaterniveau.

De westelijke sprengen zijn minder droogtegevoelig doordat zij hun water ontvangen uit In de hoger gelegen stuwwal Lunteren – Wageningen. In de stuwwal bevindt zich een grote voorraad grondwater die ondergronds naar de lager gelegen omgeving stroomt. Het verhang van dit grondwater is steiler en de kweldruk in de lager gelegen omgeving is groter dan in de spoelzandvlakte.

Het Heelsums Beekdal

Het Heelsums Beekdal wordt globaal aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Utrecht- Arnhem, in het westen door de A 50 en in het oosten door de N225, Utrechtseweg. In het zuiden vormt de Neder-Rijn de begrenzing. Het dal heeft een lengte van 15 km. Het beekdal ontspringt op de sandr van Wolfheze.

In het Heelsums Beekdal liggen 4 beken: de Heelsumse Beek, de Papiermolenbeek, de Wolfhezerbeek en de Rondeelbeek.

Kaart van het Heelsums Beekdal

De Heelsumse Beek

De Heelsumse Beek ontspringt op een laagte in de Wolfhezerheide in het natuurgebied “Wolfheze” van Natuurmonumenten. Hij stroomt al meanderend via het dorp Heelsum en de Jufferswaard via een cascade in de Neder-Rijn. Het is van oorsprong een heidebeek die later, rond 1600, is uitgegraven tot een sprengenbeek om stromend water te verkrijgen voor de watermolens. Er hebben 10 molens aan de beek gestaan. De Heelsumse Beek wordt  bedreigd door droogval. De grondwaterstand is sinds de vorige eeuw met 1,30 meter gedaald, zodat er op dit moment nog maar een miniem stroompje is overgebleven. Als de grondwaterstand verder blijft dalen is de verwachting dat de Heelsumse Beek over 5-10 jaar droog komt te  vallen.

Om het water zoveel mogelijk vast te houden zijn er bij de bruggetjes dammen van boomstammetjes geplaatst.

De beek wordt wekelijks in opdracht van het Waterschap Vallei en Veluwe geschoond door de IVN werkgroep Beken en Sprengen. De werkgroep zorgt ervoor dat de beek zichtbaar en stromend blijft door o.a. de Knolrus, een woekerplant, te verwijderen.

De Papiermolenbeek

De Papiermolenbeek ontvangt zijn water vanuit de stuwwal Arnhem-Doorwerth en ontspringt ten oosten van de Wolfhezerweg nabij de spoorlijn. In de bovenloop staan de sprengen volledig droog maar ze zijn met hun diepe geulen nog wel goed herkenbaar in het landschap. Vervolgens loopt de beek langs hotel Wolfheze, onder de Wolfhezerweg door richting het Kousenhuisje. Mina Teunissen was de wasvrouw die de kousen ging wassen voor de Stichting Psychiatrisch Ziekenhuis, zij gebruikte het water uit de beek om de lange zwarte kousen te wassen en te spoelen. De kousen werden buiten, aan lange staken naast de boerderij, te drogen gehangen en hierdoor is de naam ‘Het Kousenhuisje’ ontstaan. Het kousenhuisje is in 1988 afgebrand en er is een nieuwe woning voor in de plaats gekomen.

Langs de Papiermolenbeek staan de beroemde Wodanseiken waar de schilders van de Oosterbeekse School hun schilderijen maakten. Even verder dan het kousenhuisje verdwijnt de Papiermolenbeek en gaat als een relict verder tot de Kabeljauw. Daar is de beek gedempt en is er een schuur overheen gebouwd. De beek komt later weer tevoorschijn op het landgoed “De Kamp” en komt uiteindelijk uit in de Heelsumse beek. Ook de Papiermolenbeek heeft veel last van ernstige droogte, meestal staat de beek droog. Alleen in heel natte jaren is er wat water te zien.

De Wolfhezer beek

De Wolfhezer Beek heeft drie sprengkoppen die ten noorden van de Wodanseiken liggen. De sprengkoppen komen halverwege het traject bij elkaar en gaan als Wolfhezerbeek verder richting Kousenhuisje. Daar wordt de beek via een duiker samengevoegd met de Papiermolenbeek. Als relict loopt de beek langs het kousenhuisje richting de Kabeljauw. Ten westen van de Kabeljauw zijn tot aan de “De Kamp” weer delen zichtbaar als droge greppel. Verderop is de beekloop verdwenen door de aanleg van de A50. Bij natte jaren is de Wolfhezer beek regelmatig watervoerend.

De Rondeelbeek

De Rondeelbeek is genoemd naar het Rondeel, een aarden schans die vroeger diende als een verdedigingswerk. De beek begint bij de Oude Kloosterweg, ten noorden van het kousenhuisje,  en eindigt bij het Rondeel. De beek is ongeveer 1 km lang. De nu droogstaande beek heeft waarschijnlijk vroeger gediend als watertoevoer voor de gracht rond het Rondeel en stamt mogelijk uit de vijftiende eeuw.

Flora en fauna

In de Heelsumse beek groeit de waterpinksterbloem, het beekmijtertje, een waterpaddenstoel, teer vederkruid en de  spikkelvaren, soorten die op de rode lijst staan. Ze zullen verdwijnen als de beek droog komt te staan. Op de heide komt een populatie adders voor, terwijl de gladde en de ringslang ook regelmatig worden waargenomen. Reeën zijn veelvuldig te zien. In 2017 heeft het KNNV in “Laag Wolfheze” de flora en fauna geïnventariseerd. Men vond er 1264 dier- en plantsoorten waaronder 268 vaatplanten (varens en zaadplanten), 88 bladmossen, 131 korstmossen, 345 paddenstoelen, 41 broedvogels met in totaal 388 territoria, 23 soorten libellen, 21 dagvlinders en 160 nachtvlindersoorten!

Historie

Het gebied met diverse grafheuvels, waaronder de Koningsheuvel zijn de eerste tastbare bewijzen van vroege bewoning van het gebied. Rond het jaar 1000 werd op een kruising van wegen een parochiekerk gebouwd. Met een aantal boerderijen vormde dit Oud Wolfheze. Rond 1600 werd de nederzetting verlaten. Hessenwegen liepen over de heide en de plek waar een hessenweg de beek kruiste is nog goed te zien in het landschap. Aan deze weg lag het Rondeel. Eeuwenoude wild-kerende wallen zijn nog steeds zichtbaar. Vanaf ongeveer 1550 werden diverse watermolens langs de Wolfhezer, Heelsumse- en Papiermolenbeek gebouwd. Het waren koren- en papiermolens.

In de Jufferswaard liggen de restanten van een oude steenfabriek. De fabriek is opgericht in 1875. De steenfabriek werd echter verwoest tijdens de gevechten tijdens de Slag om Arnhem. Na de oorlog werd de schoorsteen opnieuw opgebouwd en heeft onlangs de monumentenstatus gekregen. Lokaal staat de steenfabriek bekend als “steenoven Pilo”. In de jaren 80 zijn de terreinen met restanten van de steenfabriek verkocht en in beheer gegeven aan Staatsbosbeheer.