Ga naar de inhoud
De natuur van het Renkums Beekdal

De natuur van het Renkums Beekdal

Welkom in dit schitterende natuurgebied

  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram

Auteur: Wim Braakhekke

Wim Braakhekke is natuurgids en sinds juni 2017 ook bestuurslid van Stichting Renkums Beekdal.

Planten zijn niet saai

Planten zijn niet saai

Soortenrijk hooiland. (Foto Wim Braakhekke)

2017-07-01
Is het u wel eens opgevallen? Wij wandelaars praten over vogels vaak in de verleden tijd, maar over planten in de tegenwoordige tijd. Dat komt: het vogeltje is zojuist gevlogen, terwijl het plantje er nog staat. ‘Dat was een roodborstje’ en ‘Dit is een boterbloem’.

Vogels vertonen zich meestal maar kort en op afstand, terwijl planten zich uitgebreid van dichtbij laten bewonderen. Waarom trekken vogels dan toch zoveel meer belangstelling dan planten? Als een vogel zich laat horen staat de natuurgids voor joker met een plant in zijn hand. Waarom kijkt menigeen vaker omhoog dan omlaag? Waarom een verrekijker en geen loep?
Vraag het de kinderen op school: dieren zijn leuk en planten zijn saai. Dieren lijken op ons, ze maken geluid, ze bewegen, ze eten elkaar op. Dat is leuk, dat is spannend! En planten? Ach, die staan daar maar. Planten piepen niet als je ze plukt. Ze zijn overal, allemaal groen, allemaal hetzelfde. Toch?
Niet dus. Planten verplaatsen zich niet, maar ze bewegen wel. Bewegen, groeien, aanpassen, dat doen ze de hele dag, het hele jaar, hun hele leven. En al zijn ze groen, ze zijn niet allemaal hetzelfde. Een boterbloem is geen beukenboom. Toch?
En veertig verschillende soorten hogere planten op een vierkante meter grasland, kom daar maar eens om bij hogere dieren. Bovendien, planten van dezelfde soort zijn allemaal verschillend. Groot of klein, veel of weinig bladeren, bloeiend of niet, geen boterbloemen is gelijk aan de andere. Nee, dan roodborstjes, die zijn pas allemaal hetzelfde. Levend of dood, dat is het enige zichtbare verschil.
Ik weet het: ik overdrijf! Ik houd ook heus wel van roodborstjes. Waar ik niet tegen kan is gebrek aan aandacht en waardering voor de diversiteit, de schoonheid en het belang van planten.
Planten vormen het kleed waarin de aarde zich aan ons vertoont. In de plooien van dat kleed zijn de dieren te gast. Zij leven van het kleed en van elkaar. Maar de natuur heeft de dieren niet nodig. Met planten, bacteriën en schimmels kan een ecosysteem ook wel draaien.
Eén gast maakt misbruik van de gastvrijheid. De mens vermaakt het kleed naar zijn smaak. Hij vernielt het en ontkleedt de aarde naar believen. Dat komt door gebrek aan besef dat planten onmisbaar zijn voor ons mensen en alle andere dieren, en zelfs voor het klimaat op aarde.
Hopelijk wil de wandelaar dat ook eens bedenken als hij weer een vogeltje ziet.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 26 juni 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

De rietorchis

De rietorchis

Rietorchissen langs het vlonderpad in het Renkums Beekdal. (Foto: Riek Harteveld)

2017-06-01

Ze zijn er weer. En ze bloeien bovendien. Pontificaal naast het vlonderpad, de ‘etalage’ van het Renkums Beekdal. De trouwe wandelaar zag ze vorig jaar voor het eerst: een tiental rietorchissen. En nu nog meer. Ze demonstreren het succes van het beheer van de graslanden in het beekdal.

In 1983 kwamen de graslanden in het Renkums Beekdal in bezit van Staatsbosbeheer. Voordien werden ze gebruikt voor de productie van gras voor de koeien. Dat zag er best aardig uit, maar ontwaterde en bemeste productiegraslanden hebben we genoeg in ons land. In een natuurgebied zie je liever de vochtminnende, soortenrijke graslandvegetatie, die van oudsher voorkwam in dit beekdal.
Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want zolang de bodem nog vol zit met meststoffen zullen algemene, voedsel-minnende plantensoorten verhinderen dat zeldzame, voedsel-mijdende soorten zich vestigen. Hoe krijg je meststoffen uit de bodem? Twee manieren: (1) met ‘geld en geweld’, ofwel bemeste bovenste bodemlaag verwijderen met vegetatie en al, (2) met ‘tijd en beleid’, ofwel jaarlijks maaien en het maaisel afvoeren. Beide methoden hebben hun voor- en nadelen.
In het beekdal is gekozen voor ‘tijd en beleid’: maaien en afvoeren, in combinatie met verhogen van de grondwaterstand. Dat veroorzaakte aanvankelijk een explosieve ontwikkeling van pitrus en het afsterven van een fraaie rij elzen in het midden van het dal. Geen vrolijk gezicht, die boomlijken. Het leidde tot kritiek van veel trouwe wandelaars. Maar in de loop der jaren werden de pitruspollen steeds minder hoog, en er kwamen soorten als grote kattenstaart in de natte, en grote ratelaar in de droge gedeelten.
En dan nu, na 34 jaar trouw volgehouden beheer: de rietorchis pal naast het vlonderpad. Een zeldzame ‘fijnproever’ die je niet overal zult aantreffen. En hij groeit ook al volop in de ‘Papierweide’, zoals het voormalige industrieterrein aan de Beukenlaan is gedoopt door cursisten van de IVN natuurgidsenopleiding.
Orchideeën hebben een grote aantrekkingskracht op mensen, vanwege hun exotische familieleden, hun zeldzaamheid, en hun fraaie bloemen. Toch is het niet raadzaam om ze van dichtbij te gaan bekijken. De vegetatie waar ze in groeien is gevoelig voor betreding. Als er iemand heeft gelopen zie je dat meteen, en dan volgen er weldra meer. De trouwe wandelaar geniet vanaf het vlonderpad, want dat is er niet voor niets.

Meer lezen: https://wilde-planten.nl/rietorchis.htm en https://nl.wikipedia.org/wiki/Rietorchis
Reageren naar: info@renkumsbeekdal.nl t.a.v. Wim Braakhekke

 

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 2 juni 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Flora

Koekoeksbijtjes

Koekoeksbijtjes

De Roodharige wespbij is een koekoeksbijtje. Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Roodharige_wespbij

Mei 2017 – De oplettende wandelaar, die dezer dagen loopt over het Bennekomse heitje, kan inbrekers op heterdaad betrappen.

De vorige keer ging het in deze rubriek over de vrouwtjes van de Grijze zandbij die hun nesten graven in de paden van het Bennekomse heitje. De paden zijn in maart-april bezaaid met honderden hoopjes geel zand, afkomstig uit hun nestgangen. Op een zonnige dag vliegen honderden zandbijen rond de nesten. Maar zij zijn niet alleen.
Wie even tijd neemt, ziet al snel een paar kleine bijtjes met een geel-zwart gestreept achterlijf, die een verdachte belangstelling voor de nesten aan de dag leggen. Het lijken wespjes, maar het zijn Roodharige wespbijen. Dit zijn zogenaamde ‘koekoeksbijtjes’. Het zijn ‘nestparasieten’ die – net als de gevederde koekoek – zelf geen nest maken, maar hun eitjes leggen in de broedcellen onderin de nestgang van een zandbij.
Deze inbrekers verschijnen zodra de eerste zandbijvrouwtjes terugkeren van hun voedselvluchten. De wespbijvrouwtjes patrouilleren bij de nesten van de grijze zandbij. Op zoek naar een nestgang waar al stuifmeel in zit, wat ze herkennen aan de geur. Een wespbijvrouwtje blijft in de buurt van zo’n nest en verdedigt het tegen andere wespbijvrouwtjes.
Zolang ze buiten het nest zijn, worden wespbijvrouwtjes niet verjaagd door zandbijvrouwtjes, omdat ze dezelfde geur hebben. In het nest worden ze wel aangevallen. Daarom wachten ze op een onbewaakt moment. Zodra een zandbijvrouwtje een eitje heeft gelegd en op pad gaat om stuifmeel te verzamelen voor de volgende broedcel, graaft het wespbijvrouwtje de nestgang open en glipt naar binnen. Als er een geschikte broedcel is, legt ze enkele eitjes naast het ei van de zandbij. Zo bezoekt ze een nest meerdere keren.
De eitjes van de wespbij komen eerder uit dan die van de zandbij. De larve van de wespbij die het eerst uitkomt doodt de andere wespbijeitjes, eet het ei van de zandbij op en doet zich vervolgens te goed aan de stuifmeelvoorraad in de broedcel. Na een paar weken verpopt de larve en verlaat de volwassen wespbij het nest.
Een oplettende wandelaar kan de inbrekers met hun geel-zwart gestreepte tenue gemakkelijk waarnemen en misschien zelfs betrappen op een ‘heterdaadje’.

Wim Braakhekke

Meer lezen: http://www.denederlandsebijen.nl/Nomada/N.lathburuana/Bijen.htm
Reageren naar: wim.braakhekke@renkumsbeekdal.nl

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 april 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

De grijze zandbij

De grijze zandbij

foto: Grijze zandbij aan het werk. Bron: http://www.wildebijen.nl/grijze_zandbij.html

April 2017 – De oplettende wandelaar, die in het vroege voorjaar – met of zonder hond – over het Bennekomse heitje loopt, kan het niet zijn ontgaan: honderden hoopjes zand kleuren de paden geel.

Weinig wandelaars weten dat elk hoopje het resultaat is van de noeste arbeid van een vrouwtje van de Grijze zandbij. Deze dappere dames graven elk een of twee nestgangen tot wel 50 cm diep in de verdichte bodem van het pad om er hun eitjes in te leggen. Ze leven dus niet samen in een bijenvolk, zoals de honingbij.

Het loont de moeite om op een zonnige lentedag een tijd te blijven kijken naar de bijtjes, die laag over de grond rond hun nestopeningen vliegen. Ze laten zich gemakkelijk oppakken. Geen zorg, ze hebben geen angel. De vrouwtjes zijn te herkennen aan hun grijs behaarde borststuk. De mannetje hebben bovendien een grote grijze snor.

In maart, als de bodem warmer wordt, komen de mannetjes als eerste via een klein gaatje uit de grond. Wat later komen ook de vrouwtjes tevoorschijn, om direct te worden belaagd door seks-beluste mannetjes. Neem het de heren niet kwalijk, het is het enige doel in hun leven, want zij sterven na de daad.

Na de paring graven de vrouwtjes een nieuwe nestgang. Dan verschijnen de verse hoopjes zand, met een ingang in het midden. Bij regen spoelen de hoopjes weg, zodat alleen de gaatjes overblijven. Na een koude nacht zie je de bewoonsters in de opening zich koesteren in de ochtendzon.

Zodra ze zijn opgewarmd gaan ze op zoek naar een wilgenboom om voedsel te verzamelen voor hun jongen. Daar moeten ze vaak honderden meters voor vliegen. Als ze terug komen zijn ze beladen met gele klonten stuifmeel aan hun achterpoten.

Met wat nectar kneden ze het stuifmeel tot balletjes die ze deponeren in een van de 6 tot 10 broedcellen onderin de nestgang. Na een aantal voedselvluchten leggen ze er een eitje bij en beginnen ze de volgende cel te vullen met voedsel. Als ze in alle cellen een eitje hebben gelegd sterven ook de vrouwtjes.

Een paar weken later komen de larven uit de eitjes. Zij doen zich eerst te goed aan de voedselvoorraad en omhullen zich daarna met een cocon. Ze verpoppen in de zomer en overwinteren als volwassen bij, om in het volgende voorjaar uit hun nest te kruipen.

’s Winters zijn de nestgangen onzichtbaar en loopt de argeloze wandelaar nietsvermoedend over een kolonie zandbijen.

Auteur: Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 29 maart 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Insecten

Vragen

Vragen

Maart 2017 – ‘Waarom is een bos een bos?’ Een wandelaar wordt op zijn weg wel eens bevangen door een filosofische bui. En dan kan zo’n existentiële vraag hem een eind weegs vergezellen. Tot een nuchtere metgezel hem bevrijdt uit zijn gemijmer door schouderophalend de vraag om te keren: ‘Waarom niet?’

Zo simpel kan het zijn: een bos is een bos als er geen reden is waarom het geen bos zou zijn. Dit lijkt een gemakzuchtig antwoord, maar dat is het niet, want het leidt naar nieuwe vragen en antwoorden. Wat zijn oorzaken voor het ontbreken van bomen? Wat zijn voorwaarden voor het ontstaan van bos?
Oorzaken voor het ontbreken van bomen zijn er genoeg. Ze werken als een reeks ‘soortenzeven’ met verschillende maaswijdten, die elk een deel van de soorten tegenhouden. Een bepaalde plaats kan onbereikbaar zijn voor boomzaden, of de zaden kunnen er niet kiemen, of de kiemplanten worden opgegeten, of de omstandigheden zijn te slecht voor de groei en voorplanting. Bos is alleen maar bos wanneer een of meer boomsoorten alle zeven konden passeren.
En wat zijn dan de voorwaarden voor het ontstaan van bos? Hoe ontstaat bos? Begin in gedachten met een kale bodem waarop eencellige algjes groeien. Na een tijdje zijn het er zoveel dat ze elkaar overgroeien en de toegang tot bodem of licht ontnemen. Vanaf dat moment zijn meercellige algen in het voordeel, omdat ze boven de eencelligen uit groeien en toch toegang tot bodem en licht houden. Als de groei doorzet verliezen meercellige algen het van hogere planten met hun stevige stengel en wortels die in de bodem doordringen. Bij ongehinderde groei winnen uiteindelijk de bomen met hun hoge stam en diepe wortels. Successie heet dat.
Zo ontstaat dus altijd bos, zou je zo zeggen. Niet dus. Planten verliezen jaarlijks veel materiaal: bladeren, takjes, wortels. En hoe groter ze zijn, hoe meer ze verliezen. Maar hun groei wordt beperkt door voedingsstoffen, water en licht, en de beschikbaarheid daarvan blijft ongeveer gelijk. De ontwikkeling van de vegetatie stopt zodra de verliezen in balans zijn met de groei. Bij trage groei (voedselarme, droge bodem) en grote verliezen (begrazing, verstoring) stopt de successie al voordat er bomen komen. Voorbeelden genoeg: denk maar aan duinen en heide, maar ook aan weilanden en akkers.
Voorwaarde voor het ontstaan van bos is dus een langdurig positieve biomassabalans. En zo is de wandelaar al filosoferend toch een eindje opgeschoten.

Reageren: naar info@renkumsbeekdal.nl t.a.v. Wim Braakhekke

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 27 februari 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke

Blauwe plekken

Blauwe plekken

Januari 2017  Er zijn wandelaars die met de neus omhoog lopen, boslucht opsnuivend, genietend van het grote geheel. En er zijn er die lopen met hun neus omlaag, het oog gericht op laag-bij-de-grondse zaken. Ik ben er een van het laatste soort.
Mij vallen dingen op waar anderen aan voorbij lopen (of in trappen). Zoals blauwzwarte plekken in het strooisel rond paaltjes langs de paden in het bos. Je ziet ze overal in het losloopgebied, vooral wanneer het dode eikenblad er al een tijdje ligt. En niet alleen bij paaltjes, maar ook bij boomstammen en hondendrollen. Hun ontstaan laat zich raden. Honden plassen graag op zulke plekken. Het bos is hun internet. Bij elk paaltje posten ze een tweet, waar anderen dan weer een scheutje overheen moeten twitteren.
Maar waarom kleuren hun berichtjes het strooisel blauwzwart? Het antwoord kwam uit onverwachte hoek, namelijk van een donkere plek op onze splinternieuwe, eikenhouten vloer. De logeer-hond had in de mand geplast en de plas was doorgelekt. We zagen de plek pas dagen later toen we de mand verschoven. Ons eigen internet leerde ons dat eikenhout looizuur bevat. En dat looizuur zwart wordt als het in contact komt met ammonium. Google vermelde ook nog dat je ammoniumvlekken in eikenhout kunt bleken door ze te behandelen met ‘ontweringswater’ (mooi woord voor een 10% oxaalzuuroplossing).
De link met de donkere plekken in het bos was gauw gelegd. Eikenblad bevat immers ook looizuur. En urine ontleedt tot ammonium. Dus . . . Nieuwgierig nam ik de proef op de som. Een paar eikenbladeren meegenomen, in stukjes geknipt en ammonium erover gegoten. En inderdaad, binnen een dag waren ze blauwzwart. Wat oxaalzuur erover en ze werden weer keurig lichtbruin.
Wat helaas niet gezegd kan worden van de donkere plek in onze mooie vloer. Die plek zit er nog steeds. Weliswaar iets minder donker, maar nu met een lichte ring erom. Een versierde blauwe plek. Dus hebt u een eikenhouten vloer, pas dan op met honden die twitteren in huis.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 30 januari 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke

De bosuil

De bosuil
Foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bosuil

Januari 2017  Ze laten zich zelden zien, maar je hoort ze des te beter. Geluid draagt ver in een heldere winternacht. Wie dezer dagen ’s avonds een wandelingetje maakt kan zomaar worden getrakteerd op de spookachtige roep van een bosuil.

Uilen hebben ons altijd geboeid. Met hun grote ogen, omringd door een opvallende verenkrans, kijken ze je indringend aan. Moeiteloos draaien ze hun kop 360 graden om je overal te bespieden. Het steenuiltje gold in de oudheid als symbool van kennis, wijsheid en scherpzinnigheid, metgezel van Pallas Athene, godin van de wijsheid.
In Nederland komt de bosuil het meest voor, in Gelderland zelfs talrijk. Het bekendst is de roep van het mannetje, favoriet bij makers van griezelfilms. Zijn ‘hoe… hoe-hoe-hoe-hoeeee’ wordt door het vrouwtje beantwoord met een luid ‘kie-wiek’.
Ze vertonen zich zelden. Overdag zitten ze onzichtbaar in een boom te dutten. Pas in het donker gaan ze op jacht. Heel stil. Terwijl een opgeschrikte houtduif het hele bos wakker klappert, glijdt een bosuil als een geheimzinnige schaduw geruisloos over je heen.
Het zijn geduchte jagers. Zelfs in het donker zien ze alles. En je hoort ze niet aankomen. Hun donzige poten hebben vervaarlijke klauwen die met gemak een muis doodknijpen. Het arme diertje wordt het met huid en haar ingeslikt.
Bosuilenpaartjes blijven elkaar hun hele leven trouw. De paartijd begint al in december-januari. Dan laten ze zich het vaakst horen. Vandaar dat in januari op veel plaatsen bosuilenexcursies worden georganiseerd. Ook rond het informatiecentrum Renkums Beekdal, waar diverse bosuilenpaartjes hun territorium hebben.
De boswachter kan honderduit vertellen over de bosuil, maar alleen aan het begin van de excursie. Tijdens de nachtelijke wandeling wordt weinig gesproken en veel geluisterd. Het is spannend. Zaklampen gaan alleen aan bij boomstronken en modderplekken. Hand-in-hand over gladde bruggetjes. Iemand struikelt over een afgevallen boomtak.
Bosuilen roepen niet op verzoek. De ene keer horen we ze alleen op afstand. De volgende keer vechten twee mannetjes pal boven ons hoofd om een vrouwtje. Een andere keer laat geen uil zich horen. Maar dan zijn er altijd nog de sterren. En de erwtensoep na afloop.

Luister hier naar de bosuil:

https://www.renkumsbeekdal.nl/wp-content/uploads/2017/01/Bosuilen_1_-_SoundCloud_-_Beeld_en_Geluid.mp3
Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 30 januari 201730 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, VogelsTags bosuil

Paddenstoelen en kabouters… op onderzoek met een schoolklas in het Renkums Beekdal

Paddenstoelen en kabouters… op onderzoek met een schoolklas in het Renkums Beekdal

door Wim Braakhekke

De kleuters op het kabouterpad kijken er niet vreemd van op, maar de jonge onderzoekers van het Pantarijn krabden zich verbaasd achter de oren toen ze het ontdekten: zie je een paddenstoel dan zijn de kabouters nabij.

Op een mooie, maar koude, morgen vlak voor Kerst ontving het Informatiecentrum Renkums Beekdal een groep leerlingen uit de klassen 1, 2 en 3 van het Pantarijn in Wageningen. Juf Joanne, hun biologieleraar, had gevraagd of het informatiecentrum nog leuke onderwerpen wist voor een ochtendje veldonderzoek. Dan zeggen vrijwilligers van het infocentrum natuurlijk niet nee. Zeker niet als blijkt dat een van hen kort geleden nog Joanne’s studieadviseur was. Dus snel een paar onderzoeksopdrachten bedacht.

Enthousiast onderzoeken: bomen veilig vellen?
Een groepje enthousiaste gymnasiasten heeft boomhoogtes gemeten om te zien of zij uit zichzelf wel een veilige afstand zouden bewaren als ergens een boom wordt geveld. In het ‘echie’ waren er waarschijnlijk slachtoffers gevallen.

Nog mee onderzoek… is grondwater warmer?
Een tweede groep onderzocht met een keur aan instrumenten het ‘weer in het klein’: lichtintensiteit, bodem-, lucht-, water- en oppervlaktetemperatuur, zoals planten en dieren het ondervinden. Hun hypothese dat in december het grondwater (uit de pomp) warmer is dan het stromende water in de Molenbeek en stilstaand water in een plas werd glansrijk bevestigd.

Bodemdiertjes?
Een derde groep zocht naar bodemdiertjes en ontdekte dat deze dieren zich in december uitstekend kunnen schuilhouden.

En paddenstoelen en kabouters
Maar het meest succes hadden de brugklassers die op zoek gingen naar paddenstoelen. Ondanks de vorst van de voorbije weken vonden zij nog 15 verschillende soorten. Opmerkelijk was het positieve verband tussen het vóórkomen van paddenstoelen en kabouters. De leeftijd der gelovigen ontgroeid, braken zij zich het hoofd hoe dat te verklaren. Hun ietwat onttoverende verklaring was dat de vrijwilligers die het kabouterpad verzorgen hun kabouters bij voorkeur plaatsen op een stevige ondergrond, zoals boomstronken en liggend dood hout. En dat zijn nou net de plaatsen waar je in de winter nog wat paddenstoelen vindt. Maar de kleuters op het kabouterpad weten wel beter.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 28 december 201630 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, kinderen, Leren over natuur

De Pruikzwam

De Pruikzwam

Door Wim Braakhekke

December 2016  De oplettende wandelaar kan het niet ontgaan: het lijkt op een witte voetbal met haren en zit op 2 meter hoogte tegen de stam van een beuk geplakt,
vlak bij het informatiecentrum Renkums Beekdal. Ook fietsers stoppen om een foto te maken. Maar wat is het?

Een grapjas constateerde een sterke gelijkenis met de geblondeerde kuif van een bekende Limburgse politicus. Hij zat er niet ver naast, want het is een pruikzwam, ook wel apenkop genoemd. Een zeldzaamheid, want in Nederland komen in maar enkele tientallen exemplaren voor. Hij is verkozen tot ‘Paddenstoel van het jaar 2016’. Liefhebbers komen van heinde en verre om hem te bewonderen en op hun lijstje af te vinken.
De pruikzwam is een parasitaire schimmel die leeft op stamwonden van oude beuken. Het roomkleurige vruchtlichaam verschijnt aan het eind van de zomer. Het kan wel 25 tot 50 cm groot worden en is bezaaid met rubberachtige, enkele centimeters lange, hangende stekels, waaraan de sporen worden gevormd.
Het is een zwakteparasiet die witrot veroorzaakt. Bij witrot wordt houtstof afgebroken, waardoor de boom gevoelig wordt voor stambreuk. Toch kan een pruikzwam jarenlang op dezelfde boom voorkomen, zonder dat er schade aan de boom is te zien. En als de boom sterft kan de schimmel nog jarenlang doorgroeien.
De pruikzwam is eetbaar en smakelijk. In China wordt hij wel gebruikt als vleesvervanger en als medicijn tegen dementie en velerlei andere akelige ziekten. Gelukkig kan hij goed worden gekweekt op boomstammen of zaagsel. Je kunt het zelf doen, daar zijn pakketten voor op de markt, maar dan moet je wel een paar jaar geduld hebben. Je kunt hem soms ook kopen op de markt of in een delicatessezaak.
De nieuwsgierige wandelaar kan er beter afblijven, want op oudere leeftijd wordt hij bitter. Bovendien is het een van de meest bedreigde soorten van Europa. Wat hij dan weer gemeen heeft met de geblondeerde Limburgse politicus.

Meer lezen: www.de-veluwenaar.nl/2013/11/08/de-pruikzwam-zeldzaam-en-eetbaar
Noot van de redactie: De Pruikzwam (Hericium erinaceus; RL: Bedreigd) was Paddenstoel van het jaar 2016 . Er zijn zo’n 24 Pruikzwammen gesignaleerd in Nederland, één daarvan dus in ons eigen Beekdal.

Share on Facebook Share
Share on TwitterTweet
Share on Pinterest Share
Share on LinkedIn Share
Send email Mail
Print Print
Auteur Wim BraakhekkeGeplaatst op 28 december 201630 juni 2017Categorieën Blog Wim Braakhekke, Paddenstoelen

Berichten paginering

Vorige pagina Pagina 1 Pagina 2
  • KNNV
  • Gebieden
    • Beboste hellingen
    • Beekdal
    • De Grunsfoortweide
    • De opgeleide beken, plasjes en vijvers
    • Papierweide
  • Flora
    • Bomen & Struiken
    • Cultuurhistorisch groen
    • Korstmossen
    • Mossen
    • Paddenstoelen
    • Vaatplanten
  • Fauna
    • Amfibieën, Reptielen en Vissen
    • Broedvogels
    • Gallen en Bladmineerders
    • Insecten
    • Kevers
    • Libellen
    • Nachtvlinders
    • Slakken
    • Sprinkhanen
    • Vleermuizen
    • Vlinders
    • Zoetwatermollusken
    • Zoogdieren
  • Geschiedenis
  • Colofon
  • Blogs over de natuur
    • Ontwikkelingen
    • Flora
    • Fauna
      • Zoogdieren
  • Terug naar renkumsbeekdal.nl
  • Facebook
  • Instagram
De natuur van het Renkums Beekdal2025